De in Portugal residerende Gerrit Komrij werd op 30 maart
1944 te Winterswijk geboren in een kippenhok, waar zijn
ouders tijdens een luchtaanval een goed heenkomen hadden
gezocht.
Hij is naast dichter prozaïst, criticus, polemist,
essayist, vertaler, toneelschrijver en bloemlezer. Op
Gedichtendag
2000 werd hij uitgeroepen tot Dichter des Vaderlands 2000-2004.
Het was de bedoeling dat hij vijf jaar in functie zou
zijn en op Gedichtendag 2005 de fakkel zou overdragen
aan zijn opvolger. Op Gedichtendag 2004 had hij 'tabak'
van het Nationale dichterschap en stapte op. In februari
2004, na afloop van tussentijdse
verkiezingen, werd hij opgevolgd door Simon Vinkenoog. In 2005 trad Driek van Wissen aan, die op zijn beurt in 2009 werd opgevolgd door Ramsey Nasr..
Hij studeerde algemene en vergelijkende
Westeuropese literatuur aan de Universiteit van Amsterdam
en debuteerde in 1968 met de dichtbundel Maagdenburgse
halve bollen en andere gedichten. Hij was o.a.
medewerker van 'Vrij Nederland' en 'NRC Handelsblad'
en redacteur van 'Maatstaf'. Ook stond hij aan de
wieg van de Poëzieclub
en het poëzietijdschrift Awater.
In 1979 publiceerde Komrij zijn bloemlezing
De
Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste
eeuw in duizend en enige gedichten, die sedertdien
regelmatig herdrukt en herzien wordt (in januari 2004
verschijnt de volgende editie, getiteld Komrij's
Nederlandse poëzie van de 19de tot en met de 21ste
eeuw in 2000 en enige gedichten
- zie ook: De Dikke
Komrij) en geldt als de standaardoverzichtsbloemlezing
van de moderne Nederlandstalige poëzie. "Het
boek riep - uitzonderlijk in de Nederlandse situatie -
een discussie op over de literaire traditie", aldus
de Leidse hoogleraar in de moderne letterkunde Ton Anbeek.
"Komrij toonde een voorkeur voor het speelse, ironische
vers. Hij had weinig waardering voor de navolgers van
de
Vijftigers, maar wist daarentegen uit de negentiende
eeuw talloze interessante gedichten te halen die ook de
kenners waren ontgaan. Zo werd die als 'stichtelijk en
saai' te boek staande tijd op slag een ten onrechte verwaarloosde
periode."
In samenwerking met Uitgeverij
521 verzorgt Komrij de Sandwich-reeks,
waarin hij zich manifesteert als ontdekker van talenten
en vergeten of verwaarloosde dichters. Vanaf november
2002 verschijnen twintig genummerde, gebonden delen.
De Sandwich-reeks is bedoeld voor poëzieliefhebbers
die zich willen laten verrassen in de keuze van Komrij
en die graag auteurs willen leren kennen waar zij zelf
geen toegang toe hebben. Werk dat voor velen onbereikbaar
is (de zogenaamde vergeten dichters) wordt nu weer voor
een groot publiek beschikbaar gemaakt. Daarnaast is het
plaatsen van een debutant in een reeks als De Sandwich-reeks
een manier om aan een groot publiek te laten zien welk
talent er in het Nederlands taalgebied rondloopt.
Als ik jou van mijn liefde zou vertellen
Zou ik je, vrees ik, helemaal verliezen.
Ik moet mij met haast niets tevreden stellen
Of je ontberen er valt niet te kiezen.
Ik voel als ik een blik op je mag werpen
Geen vlinders in mijn buik maar haaientanden
En tor en wesp en kever doen een scherpe,
Massieve aanval op mijn ingewanden.
Ik voel de darmen in mijn lijf wegbranden.
Ik voel mijn lichaam duizelen en draaien.
Ik tol en sta compleet in lichterlaaie.
Toch kan ik je niets zeggen, want één
woord
En al jouw achting voor me is vermoord.
Ik gluur maar naar je hals en naar je handen.
DE VAMPIER EN DE GRAFDELVER of: de Antiquaar als doodsheraut
I
Boeken zijn doodkisten. Een aantal wanden
Met een verborgen raadseltaal ertussen.
Ik kan ze laten dansen in mijn handen.
Ik kan een hele wereld wakker kussen.
Ze vrezen niet zich aan te laten randen:
Ik hoef dus mijn geweten nooit te sussen.
Mij wacht zelfs niet de kleinste reprimande.
Ik mag, zoveel ik wil, mijn zinnen blussen.
Zie: ook hun zinnen slaken alle banden.
Eerst kwetteren ze schuchter als de mussen.
Dan raken ze in vuur en vlam. Ze branden.
Een jubelzang van Stradivariussen.
II
De hand is niet gemaakt om te bezitten.
De mond kan zich tot één kus niet beperken.
Ze willen dwalen. Graf na graf omspitten.
Ze springen van het orgel van de kerken
De orgiën in van de opiumkitten.
Ze warmen zich aan vale vleermuisvlerken
Of worden ijskoud van de middaghitte.
Terzijde gooien ze vaak meesterwerken
Om zich aan losse flodders vast te klitten.
Soms zien ze barden in de dorste klerken.
Toch rest ze van hun dwaze, dolle ritten
Uiteindelijk niets anders dan de zerken.
III
Je zou een boek behoren weg te gooien.
Als stof, op doorreis naar het Ongeziene.
Laat ze, zowel de slechte als de mooie,
Verpulveren in de verdwijnmachine.
Zo'n doodkist van papier, dat geeft maar vlooien.
Elk deuntje wordt uiteindelijk routine.
er stroomt alleen maar gruis door zulke dooien.
Je keert nooit meer terug naar hun ruïne,
Maar bent alweer op zoek naar nieuwe prooien.
Want telkens moet je je vers bloed toedienen.
Zuig steeds meer kisten leeg, als je 't kan rooien.
Gelukkig zij die er iets aan verdienen.
Eerst gepubliceerd in een bibliofiele
uitgave van Antiquariaat Willem Huijer, Amsterdam,
in een oplage van 100 exemplaren. Opgenomen in Alle
gedichten tot gisteren, de Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen,
1994
De poëzieprijs van Amsterdam 1970 voor Alle vlees
is als gras of het knekelhuis op de dodenakker.
Cestoda-prijs 1975 voor het moeiteloos beoefenen van de
Nederlandse taal in al haar genres.
Busken Huet-prijs 1979 voor Papieren tijgers.
Herman Gorter-prijs 1982 voor De os op de klokketoren.
Kluwer-prijs 1983 voor de wijze waarop hij in zijn hele
werk met de Nederlandse taal omgaat.
P.C. Hooft-prijs 1993 voor beschouwend proza voor zijn
gehele oeuvre.
Gouden Uil 1999 voor In liefde bloeyende.
Gerrit Komrij ontving op 8 februari 2000 een
eredoctoraat aan de universiteit van Leiden.