Previous Home Next

IMMENSE GEVOELSEXPLOSIES

Plotseling is daar Tjitske Jansen, even de meest besproken dichteres van Nederland. Sinds de verschijning van haar debuut is het druk rond haar persoon. Haar favoriete onderwerpen: de liefde en kinderen. 'Het meisje dat ik was, is voor mij even reëel als wie ik nu ben.'

door Jeroen de Valk, GPD, oktober 2003
eerder gepubliceerd in het Utrechts Nieuwsblad/Amersfoortse Courant

Ze is 32 jaar, 1 meter 83 lang, woont in Utrecht, praat veel en snel, heeft lang bruin haar dat aldoor voor haar ogen valt en daarna met een bevallige beweging weer achter de oren wordt geschoven, draagt gaarne slobbertruien, studeerde onder meer voor beeldend kunstenaar en dramadocent, was marktkoopvrouw, serveerster, administratief medewerkster en kok van beroep en is thans vooral dichteres. Of, beter gezegd: Tjitske Jansen is dat eigenlijk altijd al geweest. Hoewel ze pas onlangs besloot met haar eerste bundel naar buiten te treden.

De bundel heet Het moest maar eens gaan sneeuwen en veroorzaakte de afgelopen weken een heuse hype, mede dankzij ingrijpen van enkele 'opinion leaders'. Ze holt thans van Barend & Van Dorp via Opium Radio naar een etablissement voor wéér een interview. Ze denkt erover in dit opzicht maar wat vaker 'nee'te verkopen, want er moet ook nog gewerkt worden, vroeg of laat. Wat voor werk? Nou – van alles. Liedjes schrijven voor jeugdtheaterproducties als De Bolle Schuur en workshops geven in het schrijven en voordragen van gedichten. Bovendien heeft ze een volle agenda als podiumpoëet.

Hoe dan ook; al die belangstelling is prettig voor de verkoop van haar bundel - waarvan de eerste druk vlot uitverkocht raakt - en ook volkomen terecht. Met Het moest maar eens gaan sneeuwen plaatst Jansen zich in één klap bij de Utrechtse poëzie-elite, waartoe ook Ingmar Heytze, Hagar Peeters, Ruben van Gogh en sinds kort Sylvia Hubers behoren. Er is geen woord bij dat niet diep doorvoeld, trefzeker én origineel verwoord overkomt.

De bundel valt, grofweg, uiteen in twee categorieën. De ene bestaat uit poëzie over kinderen; herinneringen aan haar eigen jeugd en kinderen die ze als babysit heeft leren kennen. Ontroerend is de beschrijving van een zesjarig meisje in het zwembad dat genoegen beleeft aan het aanschouwen van haar teenafdrukken op de tegels. Ze kijkt naar de 'tegeltenen' die komen en verdampen, onderwijl een op school geleerd liedje zingend over Gods goedertierenheid: 'Het zwembad in / om daar mijn voeten / nat te maken / eruit om met die natte voeten / de tegels van het zwembad / aan te raken / kijken hoe de tegeltenen verdwijnen in de zon. / Een foto die tevoorschijn komt / maar dan andersom. / In het bad / uit het bad / ik zong / een lied dat ik op school geleerd had. / 'Looft den heer want hij is goed'/ en iets over goedertierenheid.'

Hier beschrijft Tjitske zichzelf als kind, geeft ze toe in een Utrechts café. Vandaar ook de omslagfoto: de dichteres als zesjarig meisje, met natte haartjes en een beslagen zwembril voor de ogen. Nét uit het water gestapt. Zo is de bundel doorspekt met hunkeringen naar de kleine, simpele pleziertjes die kinderen kunnen ondergaan, voordat ze met de nuchtere grotenmensenwereld worden geconfronteerd.

Maar er zijn méér redenen waarom Het Kind zo'n grote rol speelt in dit debuut. Kleine kinderen gaan op een oorspronkelijke, onbevangen manier met woorden om. Uit noodzaak, natuurlijk, aangezien ze nog niet zo lang geleden hebben leren praten. Ze doen zodoende precies waar Tjitske Jansen naar streeft. De dichteres verwijst naar het gedicht 'Hester', dat handelt over een meisje op wie ze ooit babysitte. 'Hester zei dingen als "wat is het nácht, hé?" en "je moet hier komen wonen, dan kunnen we iedere dag vechten!" Terwijl ze bedoelde: "Ik vind je lief". Gevoelens worden niet oud, maar de manier om gevoelens te uiten, verandert wel. Kinderen zijn directer. Het is die directheid, waar ik in mijn poëzie naar zoek.'

Het schrijven over haar kindertijd doet haar goed. 'Ik vind het fijn om met terugwerkende kracht weer het meisje te zijn dat ik was. Ik stel me ook van andere volwassenen vaak voor hoe ze als kind zijn geweest. Als het volwassenen zijn die ik niet aardig vind, werkt dat verhelderend; ik kijk door gewichtig gedrag heen. Als het mensen zijn van wie ik houd, houd ik alleen nog maar meer van ze als ik zie welk kind er achter hen schuilgaat. Het meisje dat ik was, is voor mij even reëel als wie ik nu ben.'

De tweede categorie is een serie 'prozagedichten'waarin Jansen – in tegenstelling tot haar vrij sobere, reguliere poëzie – plots héél veel woorden gebruikt. Ze gaan veelal over De Liefde, maar kunnen ook handelen over de schoonheid van bloemen en planten. Een citaat: 'De papavers krijgen nooit meer de kleur die ze hadden op de dag dat ze uitkwamen. Zo rood, zo breekbaar geopend, en de paarse afdruk van de stamper nog vers en korrelig tegen die rode binnenkant aan.'

Zulke gedichten ontstaan na immense gevoelsexplosies. 'Ik liep door de stad, zag die papavers en moest daarvan huilen. Het klinkt wat pretentieus, maar ik voelde toen echt een innerlijke noodzaak om dat gevoel in woorden om te zetten, al leek dat eigenlijk niet te kunnen.' Deze passages behoren tot de oudsten van het boek; Jansen schreef ze lang geleden, zonder gedachten aan publicatie.

Een criticus van Vrij Nederland deelde haar en Sylvia Hubers inmiddels met veel bombarie in bij een zelf uitgevonden school van jonge, aantrekkelijke dichteressen die ongegeneerd 'hun kut achterna lopen'. Een beschrijving die Hubers tekort doet en waar Tjitske zich in het geheel niet in herkent. "Het getuigt van gemakzucht, om allerlei dichteressen op één hoop te gooien, in plaats van je te verdiepen in hun werk."

Een verwantschap met de Utrechtse school snijdt meer hout. "In eerste instantie komen onze gedichten eenvoudig over. In mijn poëzie tref je verwijzingen aan naar Vasalis en Van Ostaijen. Dat is leuk om te weten, maar dat hóef je niet te zien om van de poëzie te genieten. Achter die toegankelijke buitenkant gaat veel binnenkant schuil. Hoop ik."

Tjitske Jansen: Het moest maar eens gaan sneeuwen. Uitgeverij Podium, 47 pagina’s, Eur. 12,90

© Jeroen de Valk / GPD / Rottend Staal Online 2003. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.