Ruben van Gogh, alias 'de
Man van Taal', is dichter, en kunstliefhebber. Eerder
werkte hij als o.a. stand-up comedian en poëzierecensent
bij het Algemeen Dagblad. Hij is medesamensteller van
de bloemlezing Het
Hogere Noorden (Passage 1997) en samensteller
van de bloemlezing Sprong
naar de sterren (Kwadraat 1999), een update van
de bloemlezing De muze en het heelal, samengesteld
in 1959 door Guus Sötemann ter gelegenheid van die
feestelijke boekenweek. Maar Van Gogh doet meer dan gedichten
schrijven en bloemlezingen samenstellen: op 4 september
2000 bracht hij een bundel vertaalde gedichten uit van
de dode Fransoos Jacques
Prévert, getiteld We hebben elkaar lief
(Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam).
In 2001 verscheen van hem Aan het eind van het begin
(Prometheus), de herdruk van zijn twee eerdere bundels.
In september 2002 verscheen zijn bundel Zoekmachines.
Bij de presentatie hield literatuurwetenschapper en recensent
Thomas Vaessens een rede, die
zich hier lezen laat.
Overigens werd hij geboren, ja, ja, en
wel op 22 februari 1967 te Dokkum. Hij groeide op te Zuidlaren
en onvoltooide zijn studie sociale geografie te Groningen.
Vanaf begin 1999 resideert Van Gogh te Utrecht.
Met de Groninger auteur Ronald Ohlsen
had hij in de zomer van 2000 een literair-muzikaal programma,
waarmee ze met veel succes bij het Noorderzonfestival
te Groningen optraden.
In 2002 verzorgde Van Gogh een aantal voordrachten voor
de Nederlandse gemeenschap te Singapore.
Ze lijkt wel
wereldwijd verspreid
in een hoedanigheid die niet
anders dan voor een bepaalde
tijd
daadwerkelijk gedijt in
tastbaarheid
Onvertogen toegangswoorden
die haar in bekoorlijke
zinnen
liefdevol omschrijven, mogen
haar benaderen en bij haar
blijven
Zorgvuldig afgewogen
commando's
lijven haar in met
vrijblijvende lijnen
die haar in stralen schijnen
te kaderen:
Zij is de zon van alle
zoekmachines
Zo wordt zij zichtbaar op
het scherm
dat haar als een laagje was
bedekt
en de afstand vooralsnog
bepaalt
voor wie haar ziet en naar
haar taalt
Tot op het punt dat ergens
op dat web
zich een hand nonchalant
naar haar strekt
en haar raakt tot op het
glas
en haar beetje bij beetje
binnenhaalt
Ik hou zo van machines zegt ze
Van die grote bouwmachines
Maar het mooist vind ik de klokken
waarop de schafttijd aangegeven staat
Dat al die mannen dan op opgelegde tijden
hun werk terzijde schuiven
naar koffie en hun boterhammen grijpen
en in volle gelukzaligheid
gaan zitten wachten tot zij verder mogen,
na nog een laatste shagje
Een herhaaldelijk zoemen een murmelen
eerder, zo, de dagen door, hier.
Ogenschijnlijk onhoorbaar voor het blote oor
hoor maar, hoor! ruisen
steeds, steeds, steeds maar door
de fluisterzachte monitoren
in een onbestemd verlangen, zelf gevangen
in de gangen van niemand, of iedereen,
ergens heen, of nergens.
Hallo, hallo!? is daar iemand,
één iemand maar desnoods,
die dit brouwsel bijeenhoudt als bouwsel,
de orkestratie regisseert, of enkel
registreert voor wie iets of iemand mist,
één iemand maar desnoods.
Zoemen kan zomaar omslaan in zoenen
in de zomer, of in loom zonnen
op de bovenste, zoals een bingo
niet zelden uitdraait op overleg.
In één blikveld kun je hier opgroeien,
doorwerken, nagenieten,
en schuif je weer weg door de gangen.
Jij bent 'm, jij bent 'm: klinkt het lachend
van buiten. Jij bent 'm, ja,
je bent al bijna weer verdwenen.
Opgegaan, één geworden in één
iemand in één iemand, maar desnoods
in iedereen.
poëzie Wondere Wereld, eigen beheer, Groningen, 1992
Het omgelegde Eelderdiep, gedichten, Triade [= Dirk
Dijkstra, Ruben van Gogh en Jos Tolboom], Passage, Groningen,
1992 De
Man van Taal, Prometheus, Amsterdam, 1996 De
hemel in, de hemel uit, Prometheus, Amsterdam, 1999 Aan
het eind van het begin, Prometheus, Amsterdam, 2001
(herdruk van De Man van Taal en De hemel in, de hemel uit) Zoekmachines,
Prometheus, Amsterdam, 2002
vertalingen Jacques
Prévert: We hebben
elkaar lief (bloemlezing),
Uitgeverij Bert Bakker,
Amsterdam, 2000