BIOGRAFIE
Job Degenaar, geboren in het opgeslokte Dubbeldam
op die gure 1ste november 1952, moest als ziek en zwak
jongetje natuurlijk wel zanger of dichter worden. Dicht
nu vooral. Publiceerde zes bundels in Nederland, de laatste
drie bij uitgeverij Thomas Rap (De Bezige Bij), en één
in Polen (University of Wroclaw Press). Meest recente
bundel: Dus dit is zomer (1998). Ook schreef hij
een inleiding bij de Verzamelde Gedichten van uitgever/dichter
Thomas Rap, bewerkte en bezorgde het bijna voltooide manuscript
Kleurval van de dichter Pieter A. Kuyk (verschenen
bij De Beuk), interviewde diplomaat-dichter Maarten
Mourik voor Vrij Nederland en Epibreren en schreef
korte humoristische verhalen voor Mens
& Gevoelens, het tijdschrift van Margreet
Dolman.
In 2002 was hij een van de vertalers van Blackbird
Singing, Paul McCartney,
Gedichten en liedteksten 1965 - 1999, De Bezige Bij
/ Thomas Rap, Amsterdam.
Hij heeft een poëziekroniek in nieuwsblad Zuid-Friesland,
schrijft kritieken, o.m. voor de Houten Gong, publiceert
poëzie in De Tweede Ronde, Tzum en De Moanne en geeft
lezingen en poëzieworkshops. Hij schrijft ook jeugdliteraire
teksten voor Kanjers en klappers, een leermethode voor
het vmbo op het gebied van loopbaanoriëntatie en
begeleiding, dat in augustus 2003 verschijnt bij
het LDC (Landelijk Dienstverlenend Centrum Studie- en
Beroepskeuzebegeleiding).
In juni 2003 verschijnt zijn nieuwe dichtbundel Huisbroei
bij uitgeverij Thomas Rap.
Job Degenaar is ook docent Nederlands, met name voor volwassen
anderstaligen.
Bezoek zijn eigen site: www.jobdegenaar.nl
Raadpleeg ook www.google.com
voor meer over Job Degenaar.
Wie niet in tijd denkt
kent geen pijn,
ziet vogels tuimelen
maar het deert hem niet
Onder de besneeuwde daken
gloeien wangen, wijn, briketten;
zelfs het oudste levenslied, verdriet,
verzilvert in het maanlicht
Niemand is eenzaam
in december
© Job Degenaar, 2000
NACHTZANG
De dag laten voorbijgaan tot het
avond werd en in de fruitschaal
de vergeten mandarijn ontaardde
in de verte gloeide de stad, zich
ontstekend aan zichzelf
wat leefde in de beijsde weiden
kroop in cocons, zette stekels
tegen de sterren op
Alleen de hemeljagers van diamant
geluidloos snijdend in het graniet
namen ons mee, losten ons op
Tot de morgen brood en woorden
aandroeg, als vogels takjes
© Job
Degenaar, 2001