BIOGRAFIE
Eva Cox werd bij dageraad op 25 maart 1970 te Genk geboren.
Ze is autodidact. Ze woont zelfstandig op zestien, verlaat het onderwijssysteem, wordt alleenstaande moeder, werkt als enquêtrice en tekenmodel, verkoopt brood, opent een theehuis. Pas in 1999 schrijft ze haar eerste teksten die ze datzelfde jaar al voordraagt op diverse podia. In 2001 wint ze de Eerste Vlaamse Poetry Slam, een wedstrijd voor podiumdichters. Het voorlezen van het geschrevene zal belangrijk blijven binnen haar schrijverschap.
In 2004 debuteert ze op uitnodiging van Chrétien Breukers in poëziereeks De Windroos met de dichtbundel Pritt.stift.lippe. De bundel wordt genomineerd voor de C. Buddingh'-prijs en krijgt een eervolle vermelding van de jury van de Vlaamse Debuutprijs. Werk van Eva Cox verscheen in de literaire tijdschriften DWB, Parmentier, Bunker Hill, Poëziekrant, Rottend Staal, Yang, Revolver, De Brakke Hond, Komkommer & Kwel en werd opgenomen in bloemlezingen. Een aantal teksten werd inmiddels vertaald naar het Engels, Russisch, Turks en Arabisch. Zelf vertaalde ze poëzie uit het Engels en het Frans.
In 2008 verschijnt bij De Contrabas een twee drie ten dans, een kleine stoet poëzie, (ultra)kort proza, vertalingen, pastiches, een duet voor één stem.
Raadpleeg ook www.google.com
voor meer over Eva Cox.
VERTELSEL
Het zand was er zwarter dan elders.
Klaprozen waaiden als gensters
uit ijskoude asse omhoog.
Verdwaald in die granieten stad
voelde ik onder mijn snelle stap
zielen knappen als scherven.
Doorheen glasgordijnen zerken
staarden korstmospupillen mij na.
© Eva
Cox, 2001
VANNACHT
wil zij in een kamertje kruipen en een nest vol woorden
werpen.
Haar buikje strakgespannen. Weeën golven door haar
heen.
Hoe zullen ze er uitzien? Ze weet niet wie de vader is...
(er is die vreemde droom, iets besprong haar op een nacht
begin dit jaar, het boorde zich diep in haar ziel, die
ochtend
vond ze bloed tussen de lakens en iets als stuifmeel op
haar kin)
Na jaren dorre droogte hagelt het pijpenstelen letters
in haar kop.
Ze ontwaart een golfbeweging: het maanloos eb
en dan de vloedgolf de pen die haar gedachten achterna
hinkt verzinsels die in warrige kluwens over mekaar rollen
richting
EXIT
De gelukkigen
die kunnen ontsnappen door de nauwe patrijspoort van haar
pen.
Een moerassig tapijt van achterblijvers.
Vertrappelden.
Of: hoe er bloed kleeft aan ieder woord dat hier staat
want
de onuitspreekbaren, de onbeschrijflijken halen het niet.
Haar onmacht. Hoe ze àlle gedachten uit haar kop
wil sleuren.
Maar het zijn er teveel. Een kolkende massa voor dat ene
poortje
en zij maar schrijven schrijven zonder stoppen zo snel
ze kan
maar ze hoort het krijsen, het kermen, de oorverdovende
doodsstrijd van het leger zwakken.
paniek
in opengesperde ogen
vingers
die wanhopig houvast zoeken in een spiegelwand
n
a g e l s d i e a
a n s p l i n t e
r s s
n e r p e n
Wat rest, is niet te identificeren.
© Eva
Cox, 2001