Peter Swanborn, geboren op die dichtgevroren 16de februari
1963 te Bussum, is via de geologie en de fotografie in
de literatuur terechtgekomen. Momenteel is hij als literair
medewerker verbonden aan de Volkskrant
en de Süddeutsche
Zeitung.
Zijn gedichten en artikelen verschenen o.a. in De
Gids, de Poëziekrant,
Bzzlletin,
Parmentier,
Passionate
en Tortuca.
Vertalingen van zijn werken verschenen in het Perzisch,
Engels en Frans.
In april 1998 debuteerde Peter Swanborn bij Uitgeverij
Editions Richard te Amsterdam met de bundel Tot
de Dood op Zee, twee jaar later gevolgd door de gelijknamige
CD, met muziek van Rita
Knuistingh Neven.
Sinds 1997 is Peter Swanborn als tekstschrijver verbonden
aan het naar deze componiste vernoemde Knuistingh
Neven Ensemble, waarvoor hij de eenakters Bij gebrek
aan conversatie en Kom, zei de vrouw schreef,
alsmede enige liederencycli. Ook schreef hij het libretto
voor de opera Oscar
& Philip, lief en leed van een troetelkind,
die in juni 2001 in De Doelen te Rotterdam in première
ging. Voor Theater Lantaren/Venster schreef hij recent
het libretto van de avondvullende cantate Godseigen2ling,
die op 25 februari 2004 in de Rotterdamse Paradijskerk
in première zal gaan.
Raadpleeg www.google.com
voor nog meer meer over Peter Swanborn.
Aan struiken hing kleding
door doornen geremd, de vaste grond
tot modder gewoeld en in het rond
het zachte kermen van de dag.
Op de heuvel een staande figuur
als enige, de schouders
vermoeid omlaag, de klus
geklaard zoals voorspeld
door de sluwe magere maagden
van zijn ontevreden stad.
Achter streepvormige wolken
verdween de avondzon. De man
keek om en zag hoe zijn schaduw
opging in het donker glanzen
van de modder. Hij dacht:
verstandig zou het zijn
dit oord te verlaten
mij te wassen in de rivier
maar wat als allen verdwenen zijn
wie zal over hen waken?
Niet eerder had de onrust hem gezocht
vreemd als hij was aan ieder besluit.
Het raam, nu eens geopend dan weer dicht
had hij lief, of toch maar niet.
Zal ik straks meegaan, mij gedragen
zoals het hoort? Gekleed in het wapen
het haar in een vlecht? Of zal ik verdampen
snel, eer de bomen zijn gekapt?
Ondertussen prevelden zijn huisgenoten
in het zwart opgloeiende woorden
iedere dag zou een nacht zijn
rust, de schijn van wat later -
Zij prevelden en alvorens toe te geven
keek hij de stad recht in haar gezicht
de rode toren, de walmen van goedkoop
vertier onverwacht in harmonie met
de kleuren en de kou van de komende dag.