LITERATUURWETENSCHAPPER OVER ROTTEND
STAAL
Epibreren/Amsterdam - Een van onze trouwe lezers is Thomas
Vaessens, literatuurwetenschapper verbonden aan de
Universiteit
van Amsterdam. Aan de vooravond van de Boekenweek
vloog onze sterverslaggeefster Liesbeth van Dalsum met
haar bedorven zalmgroene Fieseler
Fi 156 Storch naar de hoofdstad en vroeg hem, na een
kundige landing op de Herengracht, hoe hij tegen Rottend
Staal aankijkt.
Liesbeth van Dalsum: 'Lieve Thomas. Je onderzoekt
de nieuwe en nieuwste Nederlandse literatuur. Hoe past
Rottend Staal hierin?'
Thomas Vaessens: 'Er zijn de laatste 60 jaar steeds
meer tekenen waar te nemen van een fundamentele wijziging
van ons idee van poëzie - een idee dat sinds de romantiek
onveranderlijk leek. De autonomie van de literatuur, door
de romantici bevochten, werd in de 19de en 20ste eeuw
verder uitgewerkt en voorzien van een degelijk theoretisch
fundament van leerstukken als: 'in het gedicht klinkt
een authentieke stem', 'het gedicht is een organische
eenheid' of 'het gedicht bevat een bijzondere (niet-rationele,
toverachtige) vorm van kennis'.
Van Dalsum: 'Ja, en?'
Vaessens: 'Dit moderne idee van poëzie ligt
ten grondslag aan het klassieke geschiedverhaal zoals
dat in alle recente schoolboeken terug te vinden is: het
verhaal van de elkaar bestrijdende en opvolgende bewegingen
die allemaal streven naar een centrale positie in het
literaire debat. De bewegingen die daarin slagen, bepalen
het verloop van het geschiedverhaal en hun voornaamste
vertegenwoordigers worden na verloop van tijd 'klassiek'.
Zij helpen de poëzie als het ware een stukje verder.'
Van Dalsum: 'Maar?'
Vaessens: 'Maar in de snel veranderende wereld
van de 20ste-eeuws zijn er steeds meer dichters, gedichten
en poëtische verschijnselen aan te wijzen die in
dit lineaire verhaal van voortdurende 'vernieuwing' niet
goed passen. Dichters die de in wezen romantische basispremissen
van de moderne poëzie eenvoudigweg niet delen. Wat
moeten we bijvoorbeeld met Jan
Hanlo's 'Oote oote boe', waarin met de beste wil van
de wereld geen bijzondere vorm van kennis te ontwaren
is?'
Van Dalsum: 'Ik weet het niet.'
Vaessens: 'Of met de boodschappenlijstjes en andere
ready mades van K.
Schippers en met Gerrit
Krols computerpoëzie: waar is in zulk werk de
authentieke dichterlijke stem gebleven? Bij de centrumloze
configuraties van Peter
Holvoet-Hanssen en Dirk
van Bastelaere kun je vergelijkbare vragen stellen,
evenals bij de merkwaardige poëzie van Peter
Verhelst, de dichter die zijn poezie in zijn poëzie
ongedaan probeert te maken. Al deze dichters onderzoeken
de grenzen van het medium; zij botsen ostentatief met
ons op romantische leest geschoeide idee van wat poëzie
is. Waar het klassieke model van de literatuurgeschiedenis
voorschrijft dat auteurs de literatuur vanuit een bepaalde
stand van zaken een stapje verder brengen, daar vechten
deze auteurs de vanzelfsprekendheid van die stand van
zaken aan.'
Van Dalsum: 'Verdomd interessant, maar ga toch vooral
verder.'
Vaessens: 'Dichters komen niet met een nieuwe poëtica
(een expressionistische tegenover een realistische, een
modernistische tegenover een espressionistische), maar
zij confronteren ons met de begrenzingen die elke poëtica
kenmerken. Nog ingewikkelder wordt het in de 'bewegende'
gedichten van Tonnus
Oosterhoff, waar geen bundel of paper meer aan te
pas komt. Kennelijk kan poëzie ook buiten het boekje
gaan. En wat te denken van de zogenaamde Slam-dichters,
die er niet eens meer naar streven om in een 'letterkundig
tijdschrift' te worden gepubliceerd: de bestaande literaire
infrastructuur zal hen worst wezen. Van een klassieke
avant-garde kan in geen van de genoemde gevallen nog sprake
zijn. Deze dichters streven niet meer naar een centrale
positie omdat zij een centrale positie onbestaanbaar achten
in een pluriforme wereld waarin de poëzie al lang
niet meer de zaak is van de 'letterkundige tijdschriften'
alleen. Dichters strijden inmiddels op heel verschillende
fronten. Nijhoff
en Roland
Holst waren als redacteur van De Gids spinnen in het
web van de literatuur: figuren in de onbetwistbare spits
van de literatuur. Vandaag de dag kan je als dichter op
heel verschillende, nauwelijks met elkaar verbonden podia
schitteren: de tijdschriften, het voordrachtscircuit,
de televisie, de dag- en weekbladkritiek, de glossy's,
het internet.'
Van Dalsum: 'Ja, dat is waar. Alhoewel je ook zou
kunnen stellen dat er toch veel interactie tussen deze
diverse podia is. Maar dit terzijde.'
Vaessens: 'Een van de interessantste nieuwe podia
voor dichters (voor poëzie, maar vooral ook voor
de discussie over poëzie) is het elektronische poëziedagblad
Rottend Staal. De onder de bezielende leiding van Bart
FM Droog in de lucht gehouden site is een heel relevante
toevoeging aan 'poetry as we know it'. Zonder dat de dichters
die zich op Rottend Staal manifesteren nou allemaal zo
'nieuw' zijn, kan van de site gezegd worden dat zij een
frisse, ándere visie heeft op de inrichting van
onze poëzie. Een visie de schatplichtig is aan ónze
tijd, niet aan de van onze voorgangers. Rottend Staal
trekt zich prettig weinig aan van de literaire conventies.
De redactie moet op een goed moment besloten hebben zich
niets aan te trekken van de geldende codes in het literaire
landschap. Zij verhoudt zich als eigentijds fenomeen niet
tot het traditionele verhaal van de literatuurgeschiedenis,
zoals zij ook met de overzichtelijke wereld niets heeft
waarin die conventies tot stand kwamen. Wie dit uitlegt
als een onverschilligheid van barbaarse ignorantie begaat
een historische fout. De reden dat Rottend Staal zich
niet tot de gekende traditie verhoudt, is dat die traditie
voor de redactie eenvoudigweg niet relevant is. Rottend
Staal zoekt naar ándere wortels; het zal, hoop
ik, op den duur een ándere traditie construeren,
een ánder geschiedverhaal. We moeten er serieus
rekening mee houden dat in dat verhaal niet aangeknoopt
wordt bij de dichters die wij sinds de romantiek tot de
Groten zijn gaan rekenen. Rottend Staal is een van de
tekenen van de fascinerende ontwikkelingen die op het
moment in de literatuur gaande zijn.'
(Rottend Staal Online, 9-3-2004)