:LOWLANDS:
DE ZATERDAG
Biddinghuizen - Onze sterverslaggeefster Liesbeth
van Dalsum trof gisteren temidden van een zee van
hangjeugd onze medewerker Ruben
van Gogh aan.
Van Dalsum: 'Maar Ruben, wat doe jij hier? Je moet
toch eerst zondag optreden?'
Van Gogh: 'Vandaag 'heb ik de Literaire Watertaxi's
begeleid. Het was weer een uitverkochte boel met veel
pers. Er waren vier ritten per uur met steeds een zevenkoppig
publiek en één dichter/schrijver
dus los van de kapitein waren er steeds acht man totaal
op de boot.
Van Dalsum: 'Verliep alles vlekkeloos?'
Van Gogh: 'Bijna. Bart
Chabot kwam tot huilend verdriet van de fans niet
opdagen. Onverlaten hadden in de buurt van Biddinghuizen
de bordjes richting Lowlands omgedraaid, zodat hij steeds
verder verwijderd raakte van de watertaxi. Gelukkig deed
Simon
Vinkenoog nog een extra tochtje en maakte ook ik alvast
twee voorproefjes, zodat Chabot zijn laatste tochtje toch
nog kon volbrengen.
Van Dalsum: 'Wat is dat toch deze week, met die
literaire saboteurs die overal actief zijn? De Epileeërs
zien zich dood verklaard, Chabot die naar de de rimboe
wordt verwezen en ik krijg juist binnen dat jij deze week
op 85-jarige leeftijd te Antibes overleden zou zijn -
een bericht dat ik hier te plekke kan ontkrachten. Wat
vind je van al die literaire sabotageactiviteiten?'
Van Gogh: 'Voornamelijk erg flauw.'
Van Dalsum: 'Gelukkig hebben ze nog geen mijnen
in het vaarwater van die taxi's geplaatst!'
Van Gogh: 'Nee, hou op - dan zou de ellende niet
te overzien zijn.'
Van Dalsum: 'Heb je verder nog iets op je lever?'
Van Gogh: 'In het hele verhaal van ooievaars en
zebra's, hoorde ik vanochtend dat een weg was afgezet
omdat er slangen op de weg lagen. Het gaat maar door.
Zijn dit nu die bijbelse plagen?'
Van Dalsum: 'De vraag stellen is deze beantwoorden.'
(Rottend Staal Online, 22-8-2004)
DE ZONDAG
Biddinghuizen - Onze sterverslaggeefster Liesbeth
van Dalsum reisde gisteren met De Dichters uit Epibreren
mee naar het Lowlandsfestival, om met eigen ogen te zien
wat de Literaire Watertaxi nu precies inhield en hoe de
dichters en het publiek zich gedroegen in het programma
Writersblock in de Juliettent.
De Literaire Watertaxi bleek een andere boot te zijn dan
de boten op de foto's waarnaar Rottend Staal zaterdag
verwees te zien waren: het was het bootje dat normaliter
gasten van het Rotterdamse Hotel New York ter beschikking
staat. De Epileeërs observeerden hoe Hagenees Boozy
zijn publiek op het water vermaakte en wisselden gezwaai
uit. Wel keek Tjitse Hofman wat bedenkelijk, dus ik vroeg
hem wat er aan het handje was.
Hofman: 'Ik voel me ietwat onthand, omdat ik mijn geliefde
handtasje bij Jan thuis heb laten staan. Maar gelukkig
heb ik wel mijn klompen bij me.'
Enige uren later namen ze in het bootje plaats en voeren
vier maal af, terwijl Ruben
van Gogh voor elke afvaart vijf tot zes mensen aan
boord liet. Voor de dichters en muzikant waren het vier
ontspannen optredens, lekker intiem. Daar het bootje de
festivalwateren verliet om in de luwte van de aanpalende
Six Flagzee te cirkelen was dit een mooie gelegenheid
om hun cd 'Wei Epibreren' aan te prijzen en te verkopen
- op het festivalterrein mocht enkel via officiële
verkooppunten handelswaar tegen te hoge provisie verkocht
worden.
Terwijl de andere dichters met Writersblockprogrammeur
Willem
van Zeeland en de in literaire kringen niet onbekende
Lieke
Timmermans dineerden betrokken de Epilanten het Julietpodium
voor opbouwwerkzaamheden, podium- en tentverkenning en
beeld- en soundcheck. Vanwege de breedte van het podium
- zo'n twintig meter - werd besloten de drie basisuitvalspunten
zo ver mogelijk van elkaar op te stellen. want waar breedte
is dient er gebruik van gemaakt (wet 21 uit het handboek
der optreeddichters). Ook werd getest of zonder geluidsproblemen
met de draadloze microfoon het podium verlaten kon worden.
Twee minuten voor het publiek tot de tent werd toegelaten
werd het laatste technische mankement verholpen en verlieten
de Epidronten de Juliet.
Buiten de luxueuze artiestenruimtes stak ik een mentholsigaret
op en vroeg de aldaar rokende Droog hoe lang het wachten
nog was. Maar voordat hij kon antwoorden kwamen daar een
opgetogen Jules
Deelder en Marinus
Mieremet aangewandeld. Deelder was zo opgetogen omdat
hij in de kleedkamer een bundel van Gust
Gils had zien liggen, wat hij heel toevallig vond,
omdat hij vorige
week in Antwerpen op de grote Gust Gils-hommageavond
had opgetreden. Een avond waar een ruim 350 mensen hun
passie voor Gils met elkaar deelden. Ook was Deelder opgetogen
over de terugkomst van John
Cooper Clarke. Droog en Deelder bespraken kort hoe
er aan het in Nederland laten verschijnen van Clarke gewerkt
kon worden.
En toen was het wachten alweer voorbij. Presentator Jack
Nouws kondigde Ruben van Gogh aan, die tien minuten
het ademloze publiek wist te boeien met zijn poëmen
vol liefde en verwondering. Tot mijn grote vreugd bracht
hij ondermeer 'Maanbekering'. Na hem was het de beurt
aan Tjitske Jansen,
die net als Van Gogh het 700-koppige publiek om haar vingers
bond. Dat publiek gedroeg zich overigens voorbeeldig:
het klapte als er geklapt moest, het lachte wanneer er
gelachen moest en zelfs het gebruikelijke gehoest en gepruttel
was afwezig. Waardoor ook Jean
Pierre Rawie goed tot z'n recht kwam. De Groninger
bard bracht zijn doorwrochte poëmen op de hem karakteristieke
wijze en wandelde na afloop goedgehumeurd het podium af.
In de coulissen hadden de Epileeërs zich al ingesprongen
en huppelden na de aankondiging het podium op. Tjitse
Hofman verwijderde wulps de storende katheder en terwijl
Bart FM Droog door de zaal liep zette Jan Klug 'Het is
mei en het regent' in. Blozend aanhoorde menig man en
vrouw 'ik denk aan jou en jij aan mij op deze dag in mei',
terwijl Droog ze van zeer nabij aankeek en weer doorwandelde
en de zaal tot grote ontroering bracht.
Om daarna een geheel ander gedicht voorgeschoteld te krijgen:
het gabbergedicht 'Machine' van Hofman. Heftigheid ten
top, dat de zweetklieren losmaakte en fraai contrasteerde
met de overdreven romantiek van het eerste vers. 'Machine!
Machine! Je zegt dat ik machine heet! Hete machine....!'
Waarna het over weer een heel andere boeg ging, met het
koude rillingen veroorzakende 'Kursk'.
En toen was het alweer tijd voor het vierde en laatste
gedicht: het opzwepende 'Roodvocht' van Hofman, dat ditmaal
in de juiste crescendo-versie werd gebracht, in de choreografie
van moi. En zoiets streelt de ijdelheid natuurlijk.
Dat op een moment Jan Klugs muziek uitviel viel me eigenlijk
niet op en het werkte heel verrassend, omdat Hofman zonder
blikken of blozen het gedicht voortzette, waardoor het
leek alsof de storing gepland was.
In de coulissen bekeek een op de grond liggende Tjitske
Jansen het optreden. Toen ze opstond zei Rinus Mieremet
haar: 'Nu lag je daar zo goed en nu zijn wij aan de beurt
en nu blijf je niet liggen.' Ik vroeg Jansen wat ze daar
van vond. Jansen: 'Ik vond vooral dat "en nu zijn
wij aan de beurt" heel erg tof, en ik denk dat het
ook zo is, dat het een volkomen terechte uitspraak was,
want zonder Rinus - wat een schatje - was Jules Deelder
volgens mij niet achter de flipperkast in de cateringtent
vandaan gekomen.'
Nauwelijks waren de Epibreerders verdwenen of J.A. Deelder
betrad de planken. Hij bracht een selectie uit z'n Bijbelsche
verzen, natuurlijk 'Rotown Magic', alsmede zijn bekende
hilarische gedicht over een schemerlamp met dictatoriale
neigingen en een romantisch vers over Tarzan die uit paren
gaat. Hij bracht de verzen uit het hoofd en oogstte een
oorverdovend applaus.
Na afloop ontstond zelfs een waar feestje in de kleedkamer.
Alle dichters konden meer dan tevreden op de avond terugzien
en het werd nog erg laat en gezellig, mede door de fles
wodka die Rawie had weten te organiseren.
Tjitske Jansens begeleider Michiel werd door Rawie gemaand:
'Hou toch van haar! Hou van haar! Laat haar niet in handen
vallen van een lor als ik.' Jansen zelf informeerde bij
Deelder of een verhaal dat haar moeder haar eens vertelde
echt waar was. Tjitske Jansen: Mijn moeder kwam een paar
jaar geleden, mijn bundel was er nog niet en het was in
een of ander achterafzaaltje, naar een optreden van me
kijken. De jongen bij de deur zei tegen mijn moeder iets
als: "Weet u zeker dat u hier moet zijn?" Jules
Deelder kwam toen net langs en zei: "Tjitske Jansen,
dat wordt een hele grote."' En Deelder bevestigde
dit verhaal.
Buiten de kleedkamer, in de van alle geneugten des levens
voorziene artiestentent troffen de Epizeeërs nog
Pim
van Klink, winnaar van de Rottend Staal Cultuur Award
1997 en Vera-programmeur
Peter
Weening. Ook spraken ze Willem
Venema, de man die hen in 1995 voor het eerst naar
Lowlands haalde, alsmede de bevriende Jongens
Driest en Thuur
Caris en Niek
Schutter van Pavlov.
Het werd me een heus Groninger ons-kent-ons evenement.
Tot slot vroeg ik Hofman wat hij van deze dag vond. Hofman:
'Dit was mijn vierde en tot dusverre beste Lowlandservaring.'
(Liesbeth van Dalsum, Rottend Staal Online, 23-8-2004)