Lowlands 2004
      hét verslag

      laatste update 22 september 2005
      oorspronkelijk gepubliceerd: augustus 2004


     Previous Home Next

:LOWLANDS: DE ZATERDAG

Biddinghuizen - Onze sterverslaggeefster Liesbeth van Dalsum trof gisteren temidden van een zee van hangjeugd onze medewerker Ruben van Gogh aan.

Van Dalsum: 'Maar Ruben, wat doe jij hier? Je moet toch eerst zondag optreden?'
Van Gogh: 'Vandaag 'heb ik de Literaire Watertaxi's begeleid. Het was weer een uitverkochte boel met veel pers. Er waren vier ritten per uur met steeds een zevenkoppig publiek en één dichter/schrijver – dus los van de kapitein waren er steeds acht man totaal op de boot.
Van Dalsum: 'Verliep alles vlekkeloos?'
Van Gogh: 'Bijna. Bart Chabot kwam tot huilend verdriet van de fans niet opdagen. Onverlaten hadden in de buurt van Biddinghuizen de bordjes richting Lowlands omgedraaid, zodat hij steeds verder verwijderd raakte van de watertaxi. Gelukkig deed Simon Vinkenoog nog een extra tochtje en maakte ook ik alvast twee voorproefjes, zodat Chabot zijn laatste tochtje toch nog kon volbrengen.
Van Dalsum: 'Wat is dat toch deze week, met die literaire saboteurs die overal actief zijn? De Epileeërs zien zich dood verklaard, Chabot die naar de de rimboe wordt verwezen en ik krijg juist binnen dat jij deze week op 85-jarige leeftijd te Antibes overleden zou zijn - een bericht dat ik hier te plekke kan ontkrachten. Wat vind je van al die literaire sabotageactiviteiten?'
Van Gogh: 'Voornamelijk erg flauw.'
Van Dalsum: 'Gelukkig hebben ze nog geen mijnen in het vaarwater van die taxi's geplaatst!'
Van Gogh: 'Nee, hou op - dan zou de ellende niet te overzien zijn.'
Van Dalsum: 'Heb je verder nog iets op je lever?'
Van Gogh: 'In het hele verhaal van ooievaars en zebra's, hoorde ik vanochtend dat een weg was afgezet omdat er slangen op de weg lagen. Het gaat maar door. Zijn dit nu die bijbelse plagen?'
Van Dalsum: 'De vraag stellen is deze beantwoorden.'
(Rottend Staal Online, 22-8-2004)



DE ZONDAG

Biddinghuizen - Onze sterverslaggeefster Liesbeth van Dalsum reisde gisteren met De Dichters uit Epibreren mee naar het Lowlandsfestival, om met eigen ogen te zien wat de Literaire Watertaxi nu precies inhield en hoe de dichters en het publiek zich gedroegen in het programma Writersblock in de Juliettent.

De Literaire Watertaxi bleek een andere boot te zijn dan de boten op de foto's waarnaar Rottend Staal zaterdag verwees te zien waren: het was het bootje dat normaliter gasten van het Rotterdamse Hotel New York ter beschikking staat. De Epileeërs observeerden hoe Hagenees Boozy zijn publiek op het water vermaakte en wisselden gezwaai uit. Wel keek Tjitse Hofman wat bedenkelijk, dus ik vroeg hem wat er aan het handje was.
Hofman: 'Ik voel me ietwat onthand, omdat ik mijn geliefde handtasje bij Jan thuis heb laten staan. Maar gelukkig heb ik wel mijn klompen bij me.'

Enige uren later namen ze in het bootje plaats en voeren vier maal af, terwijl Ruben van Gogh voor elke afvaart vijf tot zes mensen aan boord liet. Voor de dichters en muzikant waren het vier ontspannen optredens, lekker intiem. Daar het bootje de festivalwateren verliet om in de luwte van de aanpalende Six Flagzee te cirkelen was dit een mooie gelegenheid om hun cd 'Wei Epibreren' aan te prijzen en te verkopen - op het festivalterrein mocht enkel via officiële verkooppunten handelswaar tegen te hoge provisie verkocht worden.

Terwijl de andere dichters met Writersblockprogrammeur Willem van Zeeland en de in literaire kringen niet onbekende Lieke Timmermans dineerden betrokken de Epilanten het Julietpodium voor opbouwwerkzaamheden, podium- en tentverkenning en beeld- en soundcheck. Vanwege de breedte van het podium - zo'n twintig meter - werd besloten de drie basisuitvalspunten zo ver mogelijk van elkaar op te stellen. want waar breedte is dient er gebruik van gemaakt (wet 21 uit het handboek der optreeddichters). Ook werd getest of zonder geluidsproblemen met de draadloze microfoon het podium verlaten kon worden.

Twee minuten voor het publiek tot de tent werd toegelaten werd het laatste technische mankement verholpen en verlieten de Epidronten de Juliet.

Buiten de luxueuze artiestenruimtes stak ik een mentholsigaret op en vroeg de aldaar rokende Droog hoe lang het wachten nog was. Maar voordat hij kon antwoorden kwamen daar een opgetogen Jules Deelder en Marinus Mieremet aangewandeld. Deelder was zo opgetogen omdat hij in de kleedkamer een bundel van Gust Gils had zien liggen, wat hij heel toevallig vond, omdat hij vorige week in Antwerpen op de grote Gust Gils-hommageavond had opgetreden. Een avond waar een ruim 350 mensen hun passie voor Gils met elkaar deelden. Ook was Deelder opgetogen over de terugkomst van John Cooper Clarke. Droog en Deelder bespraken kort hoe er aan het in Nederland laten verschijnen van Clarke gewerkt kon worden.

En toen was het wachten alweer voorbij. Presentator Jack Nouws kondigde Ruben van Gogh aan, die tien minuten het ademloze publiek wist te boeien met zijn poëmen vol liefde en verwondering. Tot mijn grote vreugd bracht hij ondermeer 'Maanbekering'. Na hem was het de beurt aan Tjitske Jansen, die net als Van Gogh het 700-koppige publiek om haar vingers bond. Dat publiek gedroeg zich overigens voorbeeldig: het klapte als er geklapt moest, het lachte wanneer er gelachen moest en zelfs het gebruikelijke gehoest en gepruttel was afwezig. Waardoor ook Jean Pierre Rawie goed tot z'n recht kwam. De Groninger bard bracht zijn doorwrochte poëmen op de hem karakteristieke wijze en wandelde na afloop goedgehumeurd het podium af.

In de coulissen hadden de Epileeërs zich al ingesprongen en huppelden na de aankondiging het podium op. Tjitse Hofman verwijderde wulps de storende katheder en terwijl Bart FM Droog door de zaal liep zette Jan Klug 'Het is mei en het regent' in. Blozend aanhoorde menig man en vrouw 'ik denk aan jou en jij aan mij op deze dag in mei', terwijl Droog ze van zeer nabij aankeek en weer doorwandelde en de zaal tot grote ontroering bracht.

Om daarna een geheel ander gedicht voorgeschoteld te krijgen: het gabbergedicht 'Machine' van Hofman. Heftigheid ten top, dat de zweetklieren losmaakte en fraai contrasteerde met de overdreven romantiek van het eerste vers. 'Machine! Machine! Je zegt dat ik machine heet! Hete machine....!'

Waarna het over weer een heel andere boeg ging, met het koude rillingen veroorzakende 'Kursk'. En toen was het alweer tijd voor het vierde en laatste gedicht: het opzwepende 'Roodvocht' van Hofman, dat ditmaal in de juiste crescendo-versie werd gebracht, in de choreografie van moi. En zoiets streelt de ijdelheid natuurlijk. Dat op een moment Jan Klugs muziek uitviel viel me eigenlijk niet op en het werkte heel verrassend, omdat Hofman zonder blikken of blozen het gedicht voortzette, waardoor het leek alsof de storing gepland was.

In de coulissen bekeek een op de grond liggende Tjitske Jansen het optreden. Toen ze opstond zei Rinus Mieremet haar: 'Nu lag je daar zo goed en nu zijn wij aan de beurt en nu blijf je niet liggen.' Ik vroeg Jansen wat ze daar van vond. Jansen: 'Ik vond vooral dat "en nu zijn wij aan de beurt" heel erg tof, en ik denk dat het ook zo is, dat het een volkomen terechte uitspraak was, want zonder Rinus - wat een schatje - was Jules Deelder volgens mij niet achter de flipperkast in de cateringtent vandaan gekomen.'

Nauwelijks waren de Epibreerders verdwenen of J.A. Deelder betrad de planken. Hij bracht een selectie uit z'n Bijbelsche verzen, natuurlijk 'Rotown Magic', alsmede zijn bekende hilarische gedicht over een schemerlamp met dictatoriale neigingen en een romantisch vers over Tarzan die uit paren gaat. Hij bracht de verzen uit het hoofd en oogstte een oorverdovend applaus.

Na afloop ontstond zelfs een waar feestje in de kleedkamer. Alle dichters konden meer dan tevreden op de avond terugzien en het werd nog erg laat en gezellig, mede door de fles wodka die Rawie had weten te organiseren.

Tjitske Jansens begeleider Michiel werd door Rawie gemaand: 'Hou toch van haar! Hou van haar! Laat haar niet in handen vallen van een lor als ik.' Jansen zelf informeerde bij Deelder of een verhaal dat haar moeder haar eens vertelde echt waar was. Tjitske Jansen: Mijn moeder kwam een paar jaar geleden, mijn bundel was er nog niet en het was in een of ander achterafzaaltje, naar een optreden van me kijken. De jongen bij de deur zei tegen mijn moeder iets als: "Weet u zeker dat u hier moet zijn?" Jules Deelder kwam toen net langs en zei: "Tjitske Jansen, dat wordt een hele grote."' En Deelder bevestigde dit verhaal.

Buiten de kleedkamer, in de van alle geneugten des levens voorziene artiestentent troffen de Epizeeërs nog Pim van Klink, winnaar van de Rottend Staal Cultuur Award 1997 en Vera-programmeur Peter Weening. Ook spraken ze Willem Venema, de man die hen in 1995 voor het eerst naar Lowlands haalde, alsmede de bevriende Jongens Driest en Thuur Caris en Niek Schutter van Pavlov. Het werd me een heus Groninger ons-kent-ons evenement.

Tot slot vroeg ik Hofman wat hij van deze dag vond. Hofman: 'Dit was mijn vierde en tot dusverre beste Lowlandservaring.'

(Liesbeth van Dalsum, Rottend Staal Online, 23-8-2004)

 

Deze pagina is onderdeel van het dagblad voor poëzie Rottend Staal Online


© Liesbeth van Dalsum/Rottend Staal Online 2005. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.