Poëziewedstrijd 2004

naar beginpagina       naar overzicht 2004

HET JURYRAPPORT 2004

Op 29 januari vindt in onze stad voor de vijfde keer de Poëziemarathon plaats.
Voor de vierde maal organiseert de Groningse Schrijversschool in samenwerking met de Openbare Bibliotheek een poëziewedstrijd, met dit jaar als thema ‘helden’.

Dat dit thema tot de verbeelding spreekt is wel gebleken uit het grote aantal inzendingen.

Maar liefst 70 gedichten werden toegezonden. Enkele dichters waren zelfs zo geïnspireerd door het onderwerp dat ze er meteen maar twee hebben geschreven.

Over het thema ‘helden’ kan toch nog iets gezegd worden. In de GRN werd de poëziewedstrijd als volgt aangekondigd:

“Bezing je held in prachtige bewoordingen, van Superman tot W.F. Hermans, van Shakira tot God”.

Wat schetst onze verbazing? Door vrijwel iedereen werd deze handreiking in de wind geslagen en een geheel eigen koers gevaren met, gek genoeg, opvallende overeenkomsten.

De algemene teneur bleek nogal somber te zijn. Om met Paul Janssen te spreken: “De held lijkt verdwenen te zijn uit Nederland, in ieder geval uit Groningen”.

De grootse of tragische helden uit het verleden worden in de gedichten nauwelijks beschreven. Datzelfde geldt voor de hedendaagse idolen. Het blijkt uit veel gedichten dat men juist zoekende is naar die traditionele held binnen onze hedendaagse maatschappij. Waar is deze te vinden?

Daarnaast beschrijven veel dichters een andere held als diegene die men juist niet op een voetstuk plaats omdat hij veelal anoniem blijkt te zijn. Hij valt nauwelijks op en dat is maar goed ook. Teveel eer en glorie zou alleen maar afbreuk doen aan zijn heldendom. “Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”. Het gaat hierbij om de alledaagse sterveling die een helpende hand biedt. De verschoppeling die de moed niet opgeeft en de geliefde die juist dichtbij staat in plaats van veraf. Sommige dichters gaven een kleine zelfanalyse waarbij het idee van de antiheld naar voren kwam.

Verder was de jury blij verrast door de kwaliteit van de gedichten. Om maar in bovenstaande sferen te blijven en het op z’n Gronings te zeggen: “’t kon minder”.

Samen met de schrijver/dichters Remco Ekkers, André Degen en Paul Janssen had ik de eer de mooiste tien gedichten te selecteren.

Dat we dit alle vier met enorm veel inzet en plezier hebben gedaan bleek uit ons enthousiasme gedurende de vergadering. Gedichten werden hardop voorgelezen om elkaar te overtuigen van taalgebruik, ritmiek en emotie. Het bleek dat we hierdoor af en toe tot verrassend nieuwe inzichten kwamen.

De selectie:

Op de tiende plaats: “Heldendaden”van Margje van Molenkamp uit Groningen. Drie van de juryleden waren ontroerd door het enigszins naïeve beeld dat zij schetst van de alledaagse held, dapper beschreven in de eerste persoon. Dit keer is het gelijktijdig de antiheld die slechts in dromen het lef heeft de wereld te bestormen. Het bijzondere van dit gedicht is dat de ietwat treurige zelfbeschouwing niet echt triest blijkt te zijn. Er schuilt een positieve berusting in dit ‘heldendom’.

Op de negende plaats is geëindigd: “Helden”geschreven door Jan Veenstra uit Oosterwolde. Ondanks de titel en de eerste regel; “Een pasgebouwde scheidingsmuur scheidt” viel de jury voor het onderwerp en de originele opzet van dit gedicht in twee coupletten. Hier en daar heeft de dichter het zich, naar onze mening, iets te gemakkelijk gemaakt door gebruik te maken van erg voor de hand liggende uitspraken. Dit zou beter tot zijn recht kunnen komen in een songtekst. Toch maakt het tegenstrijdig cynisme dat krachtig wordt uitgedrukt in de laatste twee regels van elk couplet veel goed. “Ik buig niet langer voor geweld. Ik ga met Allah, ben een held’, en “Ik buig niet langer voor geweld. Ik ga met Jahweh, ben een held”.

Op de achtste plaats: ‘held m/v’ van Martine Munnik uit Assen. Wederom was de jury niet echt gecharmeerd van de titel. Wel van de eigenzinnige beeldspraak: “en gele bomen staan te juichen naar de paarse lucht’.

Minder blij was de jury met de afsluitende regels: “donker druipend dreigend blauwe kwasten op je gericht”. De bedoeling is duidelijk maar lijkt toch niet helemaal uit de ver te zijn gekomen. Toch complimenten voor deze kleurige woordschildering.

Op de zevende plaats: ‘de meeste helden’ van Eveline aan de Wiel uit Dordrecht. In dit gedicht wordt vanuit een vernieuwend perspectief naar de held gekeken. Het gaat om ‘de kwetsbare held’. De bedachte held vreest uitgewist te worden door zijn maker. En dan de menselijke held die dapper meeloopt en daarmee zijn zwakte kenbaar maakt. Beiden nogal angstig neergezet.

Op plaats zes: ‘Fatima (oorlogskind)’ geschreven door Ruud Muschter uit Groningen. Een klassiek gedicht dat lekker loopt, met hier en daar wat teveel rijmdwang. In eerste instantie was de jury niet overtuigd, met name vanwege het uitblijven van bepaalde spanning.

De regel “hoewel, al lijkt jouw leven nog maar schijn” voegt naar onze mening niet veel toe, en “je ogen zeggen wie je bent geweest” werd door een jurylid als een krantenachtige mededeling ervaren.

Toch, na analyse en lezing door Remco Ekkers, bleek dit gedicht wel degelijk te ontroeren. We zijn alle vier overtuigd van de schoonheid die in dit compacte, vrij traditionele gedicht verborgen ligt.

Op de vijfde plaats is geëindigd: ‘Arme heldin van de nacht’ van Jadviga Goos uit Usquert. Met name door de gekozen vorm vond de jury dit een spannend gedicht. Het zou zelfs door twee personen voorgedragen kunnen worden. Jammer is het echter dat in het vierde couplet, wat betreft die vorm, iets fout lijkt te gaan. “Hoop gloort allang niet meer” betreft niet langer het beschrijven van een situatie. Het daarop volgende: “Rode ramen allang niet meer verwachtingsvol” verdient geen schoonheidsprijs.

De sfeerbeschrijving is daarentegen zeer treffend. De herhaling van ‘de rode ramen’ erg functioneel. Het zou zelfs als titel dienst kunnen doen, ware het niet dat de titel “Arme heldin van de nacht” het gedicht iets geeft van een tranentrekker. Ook dat gevoel past prachtig binnen de sfeer die de dichter heeft opgeroepen.


Op de vierde plaats: ‘De Held’ geschreven door Andries Torensma uit Groningen. Dit gedicht schept een bitter beeld van de grootse held die als een schijnheilige God der Klassieken de wereld belazert. Het lijkt te verwijzen naar de dondergod. Het zou daarentegen ook net zo goed een algemeen beeld kunnen betekenen van een held die veelbelovend lijkt maar weinig inlost.

Als aanklacht tegen het heldendom is het jammer dat het gedicht eindigt met de woorden: “gaat aan zichzelf altijd ten onder”.

“Eigenlijk zou deze held juist altijd moeten zegevieren”, aldus Paul Janssen. Dat zou de spanning verhogen en het wrange van het gedicht benadrukken. Mooi zijn woorden als ‘spiertaal’ en ‘borstklop’ die worden gebruikt om de kracht van het gedicht aan te scherpen.

Op de derde plaats is geëindigd: ‘Roestige spijker’ van Hamig Bratman uit Groningen. De titel voldoet niet helemaal en “Roestige Spijkers’ lijkt een meer voor de hand liggende keuze. Het is een helder gedicht over een held tegen wil en dank. Het heldendom wordt hem, als het ware, opgedrongen. Een bijzonder knappe beschrijving van een personage dat ongewild gekroond wordt, maar zich als antiheld toch heldhaftig opstelt. Hij willigt eisen, die aan hem gesteld worden, niet in en wil geen verering. Dit lijkt gepaard te gaan met een gevoel van schaamte. Het gedicht doet hierdoor wat Shakespeariaans aan.

Hier en daar loopt het gedicht niet helemaal lekker en er lijkt niet sterk over de vormgeving te zijn nagedacht. Toch was de jury unaniem van mening dat dit gedicht een derde plaats verdient en dan met name om de unieke uitdrukking van het idee.

De tweede plaats: ‘Helden’ geschreven door Atze van Wieren uit Buitenpost. Een contrastrijk gedicht opgebouwd uit twee coupletten en een brug.

De luidruchtige opening staat lijnrecht tegenover de verstilling van het laatste couplet. Eenvoudig taalgebruik drukt exact uit wat wordt bedoeld. Je zou gelaagdheid en moeilijke strofes kunnen missen maar dat is het nu juist. Bij dit gedicht mis je dat niet en raakt de helderheid. Met name de laatste regels maken het zo compleet. Ondanks bekende schetsen, ik noem: “gebogen man”, “te lange regenjas”, “niet stiller dan sneeuw die valt”, blijft het gedicht fier rechtop staan in haar eigen kracht.

Op de eerste plaats: ‘Kleine held’ van Rik Andreae uit Groningen. Het was na een eerste selectie het allereerste gedicht dat ik apart legde. Begrepen had ik het nog niet en misschien doe ik dat nog steeds niet helemaal. Maar de verwondering die het teweeg bracht raakte me bijzonder. Bovendien leek het mij om een zeer vakkundig dichter te gaan. Ook de andere juryleden waren onder de indruk. Dat betekent niet dat het gedicht ons niet verwarde. Na grondige analyse bleek het taaltechnisch nog geraffineerder in elkaar te steken dan we aanvankelijk aanvoelden. Maar zelfs dat buiten beschouwing latende bleef het intense beelden oproepen. De kleine jongen uit vroeger tijd (misschien de dichter z’n eigen jeugdherinneringen) springt in de sloot, over de sloot? Onbevangen, kent nog geen angst en is een held zonder dat nog te beseffen. De prachtige beschrijving van het boerenland in bewoordingen die nog nieuwsgieriger maken. De verwijzing naar Don Quichote en de molenwieken.

De laatste zin riep vragen bij ons op. Wie roept? De kleine held zelf? Roept hij naar diegene die hij als held beschouwt? Of is het andersom? Wellicht kan de dichter het ons zeggen. Maar misschien is dat niet nodig.

Een bijzonder rijk en raadselachtig gedicht. Een absolute winnaar.

Namens de jury,

Liesbeth Annokkee



©
Stichting Poëziemarathon Groningen,  2004

terug naar boven