Gedicht voor een anonieme dode

In Groningen bewijzen ze ook eenzamen de laatste eer 

door Marie-Thérèse Roosendaal
De Telegraaf, 13 september 2003



terug naar Epibreren-archief 2003
    

Vorige week werden in Parijs zevenenvijftig vergeten doden tegelijk begraven. Hittegolfslachtoffers van wie de nabestaanden zich niet hebben gemeld. De Franse president Jacques Chirac hielp bij de teraardebestelling van de eerste twee kisten. Overheid en hulpverleners spraken hun afschuw uit, het schaamrood op de kaken. "Wat moet men in het buitenland wel niet van ons dénken?"

Bijna elke grote gemeente in Nederland heeft een eigen afdeling die de uitvaarten van armen en naamlozen regelt. In Groningen voegt de stadsdichter daar een persoonlijke tint aan toe door voor elke anonieme dode een gedicht te maken en voor te dragen bij het afscheid.

GRONINGEN - De werkelijkheid is soms schizofreen voor Nelly Schipper, afdeling Burgerzaken van de gemeente Groningen: "Zit ik een geboorteaangifte op te nemen en dan komt er een telefoontje tussendoor, een uitvaart op gemeentekosten. Een overledene waarvan de nabestaanden niet zijn getraceerd."


Jan Cees Noord (42) en Nelly Schipper (52) verzorgen al tweeënhalf jaar de uitvaarten van vergeten en armlastige Groningers. Noord: "Meestal krijgen wij een melding van de politie. En dan is het haastwerk, soms hebben we maar een halve dag de tijd. Binnen vijf dagen moet een stoffelijk overschot immers worden gecremeerd of begraven. Tenzij de nabestaanden bijvoorbeeld in het buitenland vertoeven of als er een misdrijf in het spel is."

De stad Groningen wordt ingeschakeld als er geen nabestaanden zijn, als deze geen contact meer hadden met de overledenen, als ze niet willen betalen of als de overledene geen cent had en de nabestaanden het ook niet kunnen betalen.

"Inderdaad, vroeger heette het dat je 'van de armen' werd begraven. Als de nabestaanden het niet kunnen betalen, proberen we vaak met de Sociale Dienst een regeling te treffen, zodat de overledene toch een eigen rustplaats met steen krijgt. Anders wordt het een naamloos gemeentegraf, dat met twee anderen gedeeld wordt."

Geschokt

Nelly Schipper is geschokt dat er in Parijs zoveel doden naamloos bleven: "Het is haast niet voor te stellen. Identiteit moet toch op één of andere manier te achterhalen zijn." In Groningen komt het zelden voor dat iemand anoniem ten grave wordt gedragen, zegt Jan Cees Noord. "Eén keer in de vijf jaar, zoiets. Eind 2002 werd in het Boterdiep het stoffelijk overschot gevonden van een man. Althans zijn romp en hoofd. Vrienden noch familieleden hebben zich gemeld, het lijk was niet te identificeren. Ik denk dat we er, gezien het huidige vreemdelingenbeleid, in de toekomst vaker mee te maken zullen krijgen."

Het team heeft regelmatig te maken met overledenen zonder dierbaren. "Zelfmoord van mensen die totaal geïsoleerd leefden, mensen die weken dood in hun woning lagen en door niemand werden gemist."

Vijftig keer per jaar worden ze ingeschakeld: "Ons eerste doel is nabestaanden te vinden, een zus of broer, een verre oom of tante, neef of nicht, iemand die regelmatig aan de deur kwam. Dan kijken we de bestanden na in de computer. Iemand ís ooit geboren, hééft ouders gehad en buren. Als we niemand kunnen vinden, zoeken we in de woning van de overledene naar een adresklapper, een verzekeringspolis. Én een testament: het is van belang om te weten te komen of iemand begraven of gecremeerd had willen worden. We willen alles zoveel mogelijk naar persoonlijke wensen doen, tot in de puntjes. Waardig, met de beperking van het budget, we spenderen immers gemeenschapsgeld."

Naar binnen gaan ze altijd met zijn tweeën én met een deurwaarder. Nochtans heeft Nelly Schipper veel moeite met dat 'huisbezoek': "Ik stap niet graag zo maar iemands leven binnen. Het is uitgesproken vervelend om in andermans spullen te moeten rondsnuffelen, onder een matras te kijken, laden open te trekken. En te weten te komen hoe een ander heeft geleefd."

Ook Jan Cees Noord voelt schroom als postume, ongenode gast. "Als iemand lang dood in huis heeft gelegen, gaan en mogen we niet naar binnen. Dan moeten we het zoekwerk uitsluitend via de computer doen."

De meldingen komen met pieken en dalen. "Soms is er tijden niets en dan acht op één dag." Noord en Schipper doen dit bijzondere deel van hun dagtaak niet onaangedaan routinematig: "Het is ook altijd anders." Eerlijk vertelt Nelly Schipper, beslist geen huilebalkje, dat het werk haar niet in de kouwe kleren gaat zitten. "Ik heb er slapeloze nachten van, dan word ik wakker met de tranen in mijn ogen. Die Antilliaanse kindjes die dit jaar verbrandden, dat is heel hard. Ik kan er gelukkig met mensen over praten, met vrienden en collega's. Een kop koffie en dan weer verder."

Meestal heeft de dode geen gezicht voor ze. "De doden worden wel opgebaard voor wie afscheid wil komen nemen. Maar wij zien niet anders dan de gesloten kist."

Noord: "We hebben veel te maken met de onderkant van de samenleving. Ik probeer me er geestelijk voor af te sluiten. Boos op de maatschappij, dat we het zover laten komen met iemand, ben ik niet, het sociale isolement is doorgaans een keuze. Ik heb wel medelijden met iemand die zich van alles en iedereen, familie, vrienden en huisarts, afsluit. Als iemand zes weken dood in huis ligt, kun je dat de buren niet kwalijk nemen. De buurman kan toch ook langdurig met vakantie zijn? Familie kun je niet verwijten dat er geen contact meer is, want bij wie ligt de schuld? Ik heb er wel moeite mee als mensen, zelfs in het zicht van de dood, een ruzie niet kunnen bijleggen. Niet vergeven en vergeten, dat onvermogen vind ik schokkend."

Hun eigen uitvaartwensen staan op papier. Nelly Schipper lacht: "Doe mij maar een beetje een feestelijke uitvaart, zonder rouwstoet, maar met een hoempaorkest. En lekker kleurrijk, niet diep in het zwart gedompeld. Hoewel ik daar meestal wel zelf in loop."

Als er nabestaanden zijn, gaan ze niet naar de begrafenis. "Dan voel ik me een indringer. Achteraf krijgen we vaak een bedankje dat we het goed hebben geregeld. Het is sowieso dankbaar werk. Je doet het laatste wat je voor iemand kunt doen en als dat goed verloopt, heb je er voldoening van."

Jan Cees Noord: "We maken ook mooie dingen mee. Op een dag werd ik gebeld door een deurwaarder die in een huis van een overleden vrouw 10.000 gulden vond. Even later belde hij weer: in andere potjes had hij nog eens 50.000 gulden gevonden. De kinderen, behoorlijk arm, waren dolgelukkig dat ze hun moeder gewoon konden begraven."

Ze typeren hun werk liever als pittig dan zwaar: "Soms steekt de zwarte humor de kop op. Maar bij een uitvaart staan wij niet te lachen. Dan krijg je vanzelf een brok in je keel." Het is luguber, rijen lege stoelen in een aula, alleen dragers, een uitvaartverzorger die een standaardwoordje zegt en twee ambtenaren die achter de kist lopen. "Verschrikkelijk dat een mens dat ook ooit bemind heeft en was, zo onpersoonlijk afscheid moet nemen van het leven."

Blij zijn ze dan ook met stadsdichter Bart FM Droog, die de stilte en de afwezigheid van dierbaren opvult met een persoonlijke noot. Bart Droog (37) maakt voor elke anonieme dode een gedicht en draagt dat voor tijdens de uitvaart.

"Ik ben als stadsdichter uitverkoren door een commissie van wijze mensen. De bedoeling is dat ik de actualiteit in gedichten vastleg en dat ik Groningen in de grote wereld promoot."

Droog besloot bij zijn aanstelling dat hij meer wilde doen: "Jaren geleden las ik een artikel over een eenzame uitvaart en dat is me altijd bijgebleven. Daarom besloot ik me beschikbaar te stellen om voor overledenen die geen nabestaanden hebben een gedicht te schrijven en voor te dragen." Zijn idee, dichter voor de naamloze doden, vindt inmiddels navolging in Amsterdam: "Het is een kwestie van tijd voor het een beroep wordt."

Zijn gedichten moet hij baseren op summiere gegevens: "Wat ik te weten kom, is schamel, koel en zakelijk. Geboorte- en sterfdatum en wat hij deed. En vaak weet ik alleen zijn officiële naam. Johannes, en niet hoe zijn roepnaam was. Omdat er altijd nog wat gegevens bij komen, maak ik het opzetje in mijn hoofd pas af op de ochtend van de begrafenis. Printje mee."

Voorbarig

Twee keer was hij voorbarig en kwamen er toch nog nabestaanden opdagen. "Van een man die thuis dood was gevonden, dook een kennis op met wie hij altijd modeltreintjes en -scheepjes bouwde. Die verzekerde me dat de overledene poëzie verafschuwde. "

Een andere man was verslaafd en benam zichzelf op 41-jarige leeftijd het leven. Zijn zus kwam naar de begrafenis. "Ik heb het gedicht voorgelezen en de zus vond het mooi. Omdat ik van haar hoorde dat hij een kind had, heb ik het gedicht op mijn website gezet, met zijn volledige naam. Als zijn kind hem ooit zoekt, zal zij hem daar vinden. Ik hoorde trouwens dat later een meisje met haar moeder het condoleanceregister heeft getekend."

"Ik vind dat iedereen een waardig afscheid verdient. En ik ben blij dat ik op deze manier iets voor de samenleving kan betekenen. Na de eerste keer dacht ik: ik heb eindelijk iets gedaan dat zin had. Normaal heeft een dichter geen waarde, iedereen kan zonder. En ik doe het ook voor mezelf." Bart FM Droog heeft iets met de dood: "Zoals elke dichter. Over de geboorte schrijf je nou eenmaal niet zo snel poëzie."

Zijn belangstelling voor de anonieme dode is te verklaren: "Een oom van mij is verdwenen. Hij is voor het laatst ergens gezien in mei 1945. Vijf jaar later werd hij dood verklaard."

Hij schrijft zijn gedichten zonder emotie. "Maar als ik de kist zie, wellen de tranen vanzelf op. Dan staan er alleen een uitvaartleider, de dragers, de ambtenaar, een rechercheur en een politiefotograaf. Dat is bizar."

"De kist zit dicht en dat is maar goed ook als iemand weken dood in huis of in het water heeft gelegen. Dat is niet fris. Vreemd dat niemand het merkt, terwijl de maden uit het plafond van de benedenburen vallen en de postbode de enveloppen niet door de brievenbus krijgt gestouwd. Neem Parijs, dat is toch verschrikkelijk. De vergrijzing is daar groot, al die mensen die wegkwijnen. Het is een veeg teken. Vroeger ging het niet zo, toen werd er zelfs op toegezien dat de kluizenaar nog genoeg te eten had."

terug naar boven

terug naar Epibreren-archief 2003


© Marie-Thérèse Roosendaal/De Telegraaf 2003. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.