Anneke Claus
      hét interview

      laatste update 21 september 2005


     Home  

HET GROTE ANNEKE CLAUS-INTERVIEW

Epibreren - In november debuteert onze medewerker Anneke Claus met de bundel BONZAI!. Reden voor onze sterverslaggeefster Liesbeth van Dalsum haar op te zoeken. Het werd een diepgaand gesprek over auto's, poëzie en het kapsel van Patty Scholten

Liesbeth van Dalsum: 'Lieve Anneke, binnenkort verschijnt je debuutbundel. Waarom moeten we die gaan lezen?'
Anneke Claus: 'Och Liesbeth, wat zal ik zeggen. Omdat er muziek in zit!'

Van Dalsum: 'Mijn geliefde Ruben van Gogh, met wie ik overigens geen verhouding heb, heeft over je boek, waarin je tevens tekende voor de tekeningen, gezegd: 'Toch blijf ik het gevaarlijk vinden: dichters die hun eigen gedichten illustreren, dan wel eigen tekeningen toevoegen. Het riekt mij te veel naar amateur-uitgaven van lieve vrouwen vol talenten (sorry, maar ik kan me niet herinneren ooit een mannelijke dichter met eigen tekeningen in de bundel te zijn tegengekomen)' Wat is je reactie daarop?'
Claus: 'Allereerst, dat je geliefde...'
Van Dalsum: 'Met wie ik overigens geen verhouding heb. Maar ga vooral verder.'
Claus: '...zich wellicht eerst iets beter had kunnen documenteren. Zoals in de reacties op zijn uitspraak te Contrabaslog al veelvuldig werd opgemerkt: Vinkenoog, Lucebert, Leo Vroman, Kees Stip, Hugo Claus illustreerden hun bundels zelf. Voor zover ik weet allemaal geen lieve vrouwen. Van Gogh was overigens ruimhartig genoeg om vervolgens toe te geven dat hij min of meer intuitief reageerde op het verschijningsbericht van mijn geïllustreerde bundel. En ik begrijp zijn terughoudendheid ook wel: in het goede geval kunnen illustraties een tekst versterken. Pak je het slecht aan, dan wordt het een onsamenhangend geheel. Ik heb die keuze echter niet voor niets gemaakt. Mijn gedichten en tekeningen zijn altijd hand in hand gegaan, ze vertellen één verhaal. Als het goed is, behoeft dat geen verdere verdediging of verantwoording- zien is geloven. Het gaat er dus niet om dat ik ineens twee kunstjes tegelijk uit de kast wil trekken- dan kon ik ook wel zingend in mijn tutu op het podium gaan staan. En die “gedichten vol wuivend riet en verdwijnende voetstappen in de branding” waar van Gogh het over heeft, daar voel ik me ook geenszins door aangesproken. Mijn poëzie is niet lievig, mijn tekeningen evenmin.'

Van Dalsum: 'Je hebt vóór mij met een concullega van de Contrabas gesproken. Waarom heb je de primeur van het eerste interview niet aan moi gegund? En waarom staat in dat non-interview nergens vermeld dat je publiceert op Rottend Staal?'
Claus: 'Ach ja, mijn exuses, Liesbeth. Ik was je lange teentjes even vergeten. Maar zonder gekkigheid: Chrétien Breukers was er gewoon eerder bij! En dan ben ik heel goedkoop, hoor. Wat betreft die publicatie van mijn teksten op Rottend Staal heb je natuurlijk groot gelijk. Een typisch geval van prehistorisch denken mijnerzijds, om internetpublicaties niet voor vol aan te zien. Breukers heeft de tekst inmiddels aangepast.'
Van Dalsum: 'Dat siert de man. En zoiets had ik niet verwacht, zeker niet van een Limburger. Maar soit. Bij dat interview staat een foto afgedrukt van Connie Palmen in haar jonge jaren. Waarom? En wie zegt mij dat jij - die live in niets lijkt op La Palmen, geen door Connie ingehuurde actrice bent?'
Claus: 'Zeg, begin jij daar nu ook al over? Dat is nu al de zoveelste keer dat ik die gelijkenis naar mijn hoofd geslingerd krijg! Maar vooruit, hoe jij weet dat ik geen afgevaardigde van Miss Palmen zelf ben? Vraag me anders even of ik geen betoog over de Allesverzengende Onvoorwaardelijke Liefde voor je in petto heb, dan zul je zien hoe slecht ik mijn huiswerk heb gedaan.'
Van Dalsum: 'Euh, nee, laat maar. Iets heel anders. In dat interview las ik ook dat je kinderen hebt. Je bent nog erg jong, dus waarom heb je nu al kinderen, die je, blijkens hun rondslingerende speelgoed in de achtertuin wel erg vrij opvoedt?'
Claus: 'O, dat was alleen maar ter illustratie van een punt dat ik probeerde te maken.'
Van Dalsum: 'Och, dus dat was helemaal niet letterlijk bedoeld?'
Claus: 'Ik zocht naar een voorbeeld van iets dat je blikveld vervuilt, en dacht automatisch aan rondslingerend speelgoed. Van die neonkleurige plastic rommel, weet je wel? Het is overigens een uit de praktijk gegerepen voorbeeld, want ik deel mijn tuin met zo’n 250 buren, waarvan een stuk of tien kleine kinders- dus die emmertjes en schepjes, die liggen er steevast. Zwerfspeelgoed, het bewijs dat er nog gefröbeld wordt in jachtige tijden! Hardstikke mooi, gewoon laten liggen. Met uitzondering van skateboards, daar wil je je nek nog wel eens over breken.'

Van Dalsum: 'In het Contrabas-interview kreeg je de vraag voorgelegd: 'Welke dichters behoren tot uw inspiratiebronnen?' In je antwoord komt geen enkele dichteres voor. Waarom niet? Vind je niet dat wij vrouwen elkaar een beetje moeten steunen? Je had toch tenminste moi kunnen noemen?'
Claus: 'Helemaal niet! Ik ben vreselijk slecht in wiskunde, dus die mathematische poëzie van jou, daar snap ik helemaal niets van. Kijk, het is niet dat er geen dichteressen zijn die ik bewonder. Vasalis, Neeltje Maria Min, Judith Herzberg- dat is groots, dat zijn zo van die bakens, daar kun je niet omheen. En ook jongere dichteressen als Albertina Soepboer en Vrouwkje Tuinman schrijven hele mooie dingen. Maar als je mij vraagt waar ik vandaan kom, dan kom ik toch eerder bij toneelschrijvers en singer-songwriters uit dan bij dichters, en toevalligerwijs zijn het ook nog eens allemaal mannen. En ja, natuurlijk moeten wij vrouwen elkaar een beetje steunen, net als zullie mannen onderling, en mannen en vrouwen onder elkaar. Wat ik bedoel te zeggen: het lijkt me onzinnig om wie dan ook te steunen omdàt hij groen of geel, van het ene of het andere geslacht is. Het gaat er denk ik vooral om dat je de mensen opzoekt met wie je iets kunt- dat daar dan nog eens iets moois uit voortkomt.'

Van Dalsum: 'Je komt net als de onlangs door moi geïnterviewde Gerrit Komrij uit de Achterhoek. Waarin zijn jullie nog meer verwant? En nee: dan bedoel ik niet dat jullie beiden verzen bakken.'
Claus: 'Dat we allebei op mannen vallen? Geen idee, ik ken Komrij natuurlijk niet persoonlijk. Maar de manier waarop hij zich ervoor ingezet heeft de poëzie bij een breder publiek onder de aandacht te brengen, verdient respect- of je het nu altijd met zijn keuzes eens bent of niet. In de poëziewereld ligt navelstaarderij nog ernstiger op de loer dan in andere vakgebieden: het bevolkingsaandeel dat je bereikt, is in de meeste gevallen nog steeds nagenoeg nihil. Dan zijn toegankelijke bloemlezingen en laagdrempelige evenementen het minste waar je aan kunt werken, om niet helemaal te verzanden in gepreek voor eigen parochie.'

Van Dalsum: 'De dichtjeugd van tegenwoordig wil het de hele tijd over poëtica's hebben. Je doet toch niet aan die modegril mee?'
Claus: 'Nee, zeg. Noem mij maar dichter! 'Dichteres' vind ik al minder klinken, poëtica vind ik ronduit bombastisch.'
Van Dalsum: 'Ja, net als 'Gertrudel' en Zen en de kunst van het luchtgitaarspelen. Of wil je zeggen dat 'poëtica' een ander woord is voor 'dichteres'?'
Claus: 'Nee, ik stak er even de draak mee. Voor alle duidelijkheid: natuurlijk heb ik voorkeuren voor bepaalde poëzie, maar ik voel me niet geroepen daar andere mensen mee lastig te vallen.
Het lijkt me toch het belangrijkst dat dichters doen waar ze goed in zijn. Voor de één zal dat vormvast rijm zijn, voor de ander vrije verzen. En wie zich thuis voelt bij scholen en canons, moet zich daar vooral mee bezig houden. Vind ik allemaal best, zolang-ie mij er maar niet mee lastig valt.'

Van Dalsum: 'Heel fijn. Laten we het derhalve over zaken hebben die er echt toe doen. Wat is je favoriete auto en in welke kleur en waarom? En ga je zo mee een ritje maken in mijn fijne hemelvaartblauwe Jiangling Landwind?'
Claus: 'Ik dacht dat je het nooit ging vragen, Liesbeth. Heel graag! Ik ben dol op gevaar. Al vind ik dat bakbeest van je in esthetisch opzicht toch wat minder geslaagd. En wat een onhandig formaat! Het is maar goed dat er te Epibreren zo veel parkeerplaats is, want in Amsterdam raak je zo’n gevaarte natuurlijk nooit kwijt. Zelf heb ik nog geen rijbewijs, maar als het ooit zover komt, zou ik toch voor het ritje met de Snoek gaan, of de Jaguar old-timer. Strak zwart of wijnrood, of helemaal kitschy pastelgroen. En dan het dak neer he, en met zo'n wapperend hoofddoekje en zo’n oversized zonnebril over de snelweg suizen.'

Van Dalsum: 'Wat vind jij van het make-up gebruik van Diana Ozon? En van het kapsel van Patty Scholten? En de pakken van Driek van Wissen?'
Claus: 'Ik roddel alleen onder vier ogen, of als ik dronken ben. Maar nu we elkaar toch spreken: voor de herkenbaarheid van zowel Diana Ozon als Driek van Wissen lijkt het mij aanbevelenswaardig dat ze hun huidige tooi in stand houden. En aan het kapsel van Patty Scholten kan ik niets buitensporigs ontdekken.'

Van Dalsum: 'Wat heb je altijd al willen doen maar nooit gedaan?
Claus: 'Heb je nog een uurtje? Ik kom pas net om de hoek kijken!'
Van Dalsum: 'Wat zal je zeker nooit doen? Ook niet als ik je 10 miljoen bied om het toch te doen?'
Claus: 'Me door Connie Palmen laten inhuren.'
Van Dalsum: 'Over je achternaam: in hoeverre klopt het gerucht dat je een onecht kind bent van Prins Claus? Jullie hebben per slot van rekening dezelfde achternaam. Och! En het is flauw, maar de vraag dient gesteld: ben je dus ook familie van Hugo Claus?'
Claus: 'Claus was natuurlijk de vóórnaam van die Von Amsberg, één van de zes overigens, maar dat is weer een heel ander verhaal - en mijn moeder valt voor zover ik weet niet op uniformen, dus naar alle waarschijnlijkheid geen wortels in de koninklijke moestuin. De Clausen waar ik van afstam zijn afkomstig uit de Limburgse mijnenstreek, met zowel Duitsland als Vlaanderen in de buurt, dat wel- maar meer weet ik er niet van, want ze hebben het me nooit kunnen navertellen. Toen ik er nieuwsgierig naar begon te worden, was die kant van de familie al zowat uitgestorven.
Van Dalsum: 'Wil je verder nog wat kwijt?'
Claus: 'Jazeker. Dat ik nog steeds van mening ben dat Carthago verwoest moet worden!'

(Rottend Staal, 19-9-2005)

 

Deze pagina is onderdeel van het dagblad voor poëzie Rottend Staal Online


© Liesbeth van Dalsum/Rottend Staal Online 2005. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.