Gast te Groningen: Tsjêbbe Hettinga

naar beginpagina                                 naar overzicht gastdichters

Tsjębbe Hettinga


foto uit privé collectie auteur
Tsjębbe Hettinga werd geboren in 1949 in het Friese dorpje Burchwert, in de buurt van  van Bolsward. Zijn vader was veeboer en paardenhandelaar. Na een studie aan de Pedagogische Academie werkte hij als opnametechnicus van de blindenbibliotheek in Groningen. Hierna studeerde hij Nederlands en Fries aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Vanaf 1982 woont hij in Leeuwarden. In 1971 debuteerde Hettinga bij een Fries-literaire prijsvraag welke hij ook won.
Bij de Frankfurter Buchmesse in 1993, verraste hij het Duitse en het Nederlandse publiek door zijn krachtige voordracht. Voordragen doet Hettinga uit het hoofd, niet in de eerste plaats vanwege zijn slechte ogen, maar ook om zo goed mogelijk 'in zijn teksten te kunnen zitten' en de gevoelslading zo sterk mogelijk te kunnen vertolken. 
In 2001 ontving hij de prestigieuze Gijsbert Japicxprijs, de Friese equivalent van de P.C. Hooftprijs.
Zie ook www.google.com voor meer over Tsjêbbe Hettinga.

Dichtbundels:
 
Yn dit lân (met tekeningen van Jelle Kaspersma) Eigen beheer, 1973
Loft, lân en sé (samen met Jelle Kaspersma, onder de pseudoniemen Kasper Jellema en Hette Tsjêbbinga), Eigen beheer, 1974
Fan lân loft en leafde (met tekeningen van Jelle Kaspersma), Koperative Utjowerij, Leeuwarden, 1975
Tusken de bidriuwen troch is âlderdom, Koperative Utjowerij, Bolsward, 1981
Under seefûgels - De kust, Frysk en Frij, Leeuwarden, 2e druk, 1995
8 Gedichte / Gedichten (vertalingen in het Duits door Babs Gezelle Meerburg en Ronald Noppers), Frysk en Frij, Leeuwarden 1993
Vreemde kusten / Frjemde kusten (Nederlandse vertaling Benno Barnard; CD met voordrachten), Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 1995
Fryslân! De wrâld! Friesland! Die Welt! Obe Postma en Tsjêbbe Hettinga. Vertalingen in het Duits door Ard Posthuma (Obe Postma en `It faderpaard') en Babs Gezelle Meerburg en Ronald Noppers (overige gedichten). Bloemlezing met gedichten van Obe Postma (1868-1963) en Tsjêbbe Hettinga Meulenhoff, ?
Strange shores / Frjemde kusten (Engelse vertaling James Brockway; CD met voordrachten), Frysk en Frij, Leeuwarden, 1999
It doarp Always Ready(CD: Nederlandse vertaling: Benno Barnard en Tsjêbbe Hettinga, Engelse vertaling: Susan Massotty), Montaigne, Gasselternijveenschemond, 2000
Fan oer see en fierder, Uitgeverij Montaigne, 2000

uit It doarp Always Ready (Montaigne, 2000):

Omslagen:


Frysk en Frij
1992


Atlas
1995


Montaigne
2001

Montaigne
2001


De kruik
 
   Hij dronk, terwijl zijn ogen de strakblauwe ogen
Van de vissersvrouw in het zwart troffen en verwarden,
   Bij de bron, in de zoele schaduw van verlegen
Ceders, geur van vis en hars, zicht op zee en sloepen, leeg.
   Stil stond zij, terwijl haar verzonken ogen zijn dronk
Zagen in de nacht van stille kreten, liefdes dorst en
   De zo gulle kruik op haar nu geschrokken schouder,
Naast een ezel, blauw en stil; door het oorwit van haar arm
   De zee, om haar heupen de branding, tussen beiden,
Verstomd door de stormvlagen van een ogenblik stilte:
 
   Zij hadden gedronken, gezien hoe de vissers in
Hun kleine sloepen kleiner werden, de van belofte
   Druipende netten van de sterren strakker, voller,
En twee halve manen dreven de groene haven in,
   Terwijl de wind het zout over het gebroken ijs
Strooide in glazen op een terras met zwarte slangen,
   Witte emmers; en het paadje naar haar hut (ná haar
Heuvelop, de stegen door, vanwege vissersmessen)
   Legde zij uit, voelend dat hij komen zou, en hij
Had haar heuvel beklommen, had zich gelaafd aan haar kruik.

© Tsjêbbe Hettinga, 2000 (vertaling Benno Barnard)

De krûk
 
   Hy dronk, wylst syn eagen de strakblauwe eagen fan
De fiskersfrou yn it swart troffen en betizen, by
   De boarne, yn it soel middeisskaad fan ferlegen
Seders, rook fan fisk en hars, sicht oer see en sloepen, leech.
   Stil stie sy, wylst har fersonken eagen syn drinken
Seagen yn 'e nacht fan smoarde lûden, leafdes toarst en
   De goederjouske krûk op har no skrokken skouder,
Neist in ezel, blau en stil; troch it blank ear fan har earm
   De see, om har heupen de branning, tusken beiden,
Ferstomme troch it stoarmjen fan in eagenblik stilte:
 
   Sy hienen dronken, en sjoen hoe't de fiskers yn har
Lytse sloepen stadich lytser waarden, de fan ûnthjit
   Drippende netten fan 'e stjerren strakker, foller,
Twa heale moannen de griene haven yn dreauwen, mei
   It sâlt fan 'e see fyn yn 'e wyn oer it brutsen
Iis yn 'e glęzen op in terras mei swarte slangen,
   Wite amers; en it paad nei har hutte (néi har
Heuvel-op, de gloppen troch, fanwegen fiskersmessen)
   Hie se útlein, fielend dat er komme soe, en hy
Wie har heuvel beklommen, hie him lave oan har krûk.

© Tsjêbbe Hettinga, 2000


Meer over Tsjębbe Hettinga, o.a. een foto en een geluidsfragment vindt u via:
Het Fries Letterkundig Museum en Documentatiecentrum 


 
© Tsead Bruinja, januari 2001

terug naar boven