DICHTER VOOR LOKAAL GEBRUIK

Door Erik Raspoet, in De Morgen, 16-11-2002
Met foto's door Filip Claus (niet online)

Soms droomt de stadsdichter Bart FM Droog van een catastrofe met honderden doden. Of van een slaande ruzie in de gemeenteraad. Maar alles is peis en vree in Groningen, de stad die de allereerste moderne stadsdichter der lage landen emplooi verschaft. Spijts zijn omineuze naam blijft echter de inspiratie stromen. De gemeenteraadsverkiezingen, de brand bij Blokker, de start van de Giro, voor een stadsdichter valt er altijd wel wat te rijmen. Kan een dichter het verschil maken in een grootstad? Zelf is Bart FM Droog sceptisch, maar in het stedelijke crematorium weten ze beter. Nooit meer moederziel alleen de pijp uit, alleen al daarom verdient het Groningse voorbeeld navolging.

**************

En zo vatte John Mulders op 29 mei 2002 zijn ultieme reis aan. Met het hoofd dan wel de voeten vooruit, daarover zal altijd wel twijfel blijven bestaan. Feit is dat het affuit klaar stond om hem met kist en al via een sluis in de oven te schuiven. Een vertrek langs de achterpoort, na een bestaan in mineur. Een week eerder hadden ze John Mulders in zijn kamer in Groningen dood aangetroffen. Zelfmoord, het komt wel vaker voor bij desperate junkies. Nabestaanden noch vrienden lieten van zich horen, en dus werd het een begrafenis op stadskosten. De uitvaartleider en zijn assistent hadden dit wel vaker meegemaakt. Niets zo zielig als een anonieme begrafenis zonder rouwbeklag. Dat was echter voor Groningen een stadsdichter in dienst nam. Tussen twee streepjes muziek door stond hij op en reciteerde met vaste stem een gelegenheidsvers, eindigend met een aangrijpend marsbevel: ga en vind vrede, wals in de wolken, boven deze stad. En huil nimmermeer. Nog één keer muziek, en toen schoof het luik open. Luttele minuten later schoot van John Mulders niets meer over dan een hoopje as. En een gedicht, te lezen op de website van de Groningse stadsdichter Bart FM Droog.

"Het was mijn eerste en voorlopig ook enige begrafenisgedicht", zegt Bart Droog. "Nochtans zijn er jaarlijks tientallen ambtelijke begrafenissen. Vereenzaamde bejaarden, marginalen, asielzoekers, er is geen gebrek aan aanbod. Meestal echter slaagt de Dienst Bevolking er wel in een paar vrienden of nabestaanden te contacteren. Alleen als er echt niemand is, word ik erbij geroepen. Zo stond ik op het punt een in memoriam te schrijven voor een zesentachtigjarige man. Hij had maar één verre kennis: een man met wie hij veertig jaar lang miniatuurtreinen en tanks had gebouwd. Dat gegeven inspireerde me. Een tankfreak geboren in 1916, het jaar van de slag aan de Somme waar de Duitsers de allereerste tanks inzetten. Maar toen ik die kennis contacteerde, kreeg ik een koude douche. Cremeer hem maar zo gauw mogelijk, klonk het, hij hield helemaal niet van poëzie. John Mulders was zelf een randgeval, want op de valreep is zijn zus nog komen opdagen. Ze had in jaren niet meer van haar broer gehoord. Toch was ze geraakt door mijn gedicht. Al bij al vond ik het een mooie ervaring, ik wil er zeker mee doorgaan. Trouwens, mijn voorbeeld heeft school gemaakt. Ook in Amsterdam heeft een groep dichters aangekondigd dat ze anonieme stadsbegrafenissen van een gelegenheidsvers zal voorzien".

We hadden hem eerst niet herkend in het drukke stationsbuffet. Klein van gestalte,
gemillimeterd kapsel, warme ogen met donkere kringen die een actief nachtleven laten vermoeden. Dat is dus Bart FM Droog, de allereerste stadsdichter der lage landen. De race naar de felbegeerde titel was spannend. Liefst 31 Groningse dichters postuleerden naar het met een jaarlijkse 5.000 euro gehonoreerde mandaat. In ruil voor die gage levert de stadsdichter ieder jaar zes tot acht gelegenheidsverzen, over gebeurtenissen groot en klein die de stadsbewoners aanbelangen. Kandidaten werden voorts uitgenodigd tot het formuleren van eigen initiatieven ter bevordering van de ars poëtica onder de Groningse poorters. Precies in dat onderdeel scoorde Bart FM Droog sterk met een programma waarin ernst en luim vrolijk haasje over speelden. Zijn bijdrage tot het humaniseren van anonieme stadsbegrafenissen sprong het meest in het oog. Daarnaast opperde hij een online gedichtenspreekuur voor wannabees. Tevens nam hij zich voor bij ieder stadsdichterlijke aangelegenheid het Groningse volk vanaf het bordes van het stadhuis toe te zwaaien, zonder evenwel de burgemeester over de kop te springen. Toch is de driekoppige vakjury niet alleen voor zijn verkiezingsprogramma gevallen. Er was het ook het curriculum vitae dat leest als pure rock and roll. Geboren in Emmen in 1966 als jongste in een gezin van zeven . Op zijn zestiende school en thuis vaarwel gezegd en ondergedoken in het krakersmilieu van Groningen waar hij zijn roeping als dichter-performer vond. Volgt sindsdien een grillig pad, gaandeweg getuigend van een verbijsterende veelzijdigheid. Plaatslager, scheepsbouwer, barkeeper, steigerbouwer, advertentieverkoper, sorteerder van oud papier, correspondent voor een plaatselijke krant, het verhaal van de twaalf stielen en evenveel ongelukken werd gelardeerd met lange omzwervingen door Europa. Alleen de muze raakt nooit zijn spoor bijster. Droog werd een naam in het wereldje van dichter-perfomers, hij kreeg zelfs schouderkopjes van peetvader Jules Deelder. Critici loofden zijn energieke, woordspelige beeldtaal waarmee de rusteloze zwerver nu eens zijn cynisme botviert, dan weer zijn tederste gevoelens de vrije teugel geeft. Lust for life, de verwijzing naar zijn jeugdidool Iggy Pop viel in menige recensie. Ledigheid is des duivels oorkussen, dat geldt in het Calvinistische noorden zelfs voor dichters. Gebrek aan dadendrang is dan ook het laatste dat je hem kunt verwijten. Hij richtte zijn eigen uitgeverij op, gooide zijn nieuwsbrief Rottend Staal op het net en zette zijn schouders onder een schier onmogelijke taak, de inventarisering van alle Nederlandstalige dichters uit de twintigste eeuw. De teller staat intussen op 3600, veelal lang vergeten rijmelaars die uit stoffige jaargangen van al evenzeer vergeten poëzietijdschriften werden opgeduikeld. Voor een omstandige biografie moet men maar naar de website van Dichters uit Epibreren surfen, genoemd naar het collectief van dichters en muzikanten waarmee Droog kroegen en theaters onveilig maakt. De site opent met een impressie van het kleine Waddeneiland Epibreren dat niet in de Atlas maar wel in de Van Dale staat. Dichters, ze nemen je bij de neus terwijl je aan hun lippen hangt.

Om helemaal precies te zijn. Bart FM Droog werd op 31 januari jongstleden, tijdens de Groningse poëziemarathon naar aanleiding van de landelijke Gedichtendag, tot stadsdichter met salaris en secretariaat benoemd. Lang zal zijn monopolie op dat statuut niet meer standhouden. Per 1 januari 2003 treedt in Middelburg Chawwa Wijnberg als stadsdichter aan. Nog meer benoemingen liggen in het verschiet. Haarlem probeert Louis Ferron warm te maken, Zoetermeer heeft zijn hoop op Johanna WP Hell gevestigd. Ook Antwerpen en Gent willen bij de volgende gedichtendag met een eigen stadsdichter uitpakken. Werd in Groningen geopteerd voor een open sollicitatie en een onafhankelijke jury, dan zweren Antwerpen en Gent bij het ons-kent-ons-procédé. In Antwerpen werd Luc Coorevits van Behoud de Begeerte met de voordracht belast, Gent laat de selectie aan Willy Tibergien van het Poëziecentrum over. Vooral in Antwerpen heeft die werkwijze een lawine van lekken en speculaties op gang gebracht. Hugo Claus ging ongevraagd als eerste keuze over de tong maar weigerde, vervolgens liet Tom Lanoye weten dat hij wel zin maar geen tijd had, momenteel doet Leonard Nolens het erg goed bij de bookmakers. Willy Tibergien kampt dan weer met een ander probleem. Het door begrotingstekorten geplaagde stadsbestuur heeft voor zijn stadsdichter 620 euro per jaar veil, een peulschil die door de Gentse poëten terecht als een kaakslag wordt ervaren. Hoe dan ook, het concept van de openbare dichter maakt furore. Gerrit Komrij mag alweer een pluim op zijn hoed steken. Zijn verkiezing begin 2000 tot dichter des vaderlands heeft de bal aan het rollen gebracht. Een echte primeur was die aanstelling nochtans niet. In de late middeleeuwen had zowat iedere stad van betekenis een dichter in loondienst. Bekende voorbeelden zijn de Bruggeling Antonis de Roovere en de Brusselaar Jan Smekens. Aanvankelijk waren stadsdichters de gezagsgetrouwe spreekbuizen en propagandisten van de bestuurlijke elite. Zo werden Brusselse stadsdichters door hun broodheren ingezet om de Hertogen van Brabant met lofdichten te paaien. Daarnaast maakten ze gelegenheidsverzen, over belangrijke gebeurtenissen zoals een blijde intrede, een Gulden Vliesfeest of het graven van kanaal van Willebroek. Niet alle Brusselse stadsdichters gedroegen zich even dociel. Sommigen werden vervolgd omdat ze tijdens de contrareformatie het verkeerde kamp kozen.

Groningse seriemoordenaar krijgt levenslang. Uitvinder wildfluit botst met hert. Bart Droog schudt het hoofd. De voorpagina van het Dagblad van het Noorden kan hem niet inspireren, zelfs niet het geinige bericht over het falende alarmfluitje voor overstekend wild. Werkt niet onder de zeventig kilometer per uur, stamelde de Groningse uitvinder nadat hij zelf een volwassen ree morsdood had gereden. Waar hij dan wel zijn mosterd vandaan haalt? "Overal en nergens", zegt hij. "Er zijn geen beperkingen noch verplichte nummers. En nee, het stadsbestuur kijkt niet mee over mijn schouder. De stadsdichter mag gerust de hand bijten die hem voedt. Als morgen de burgemeester in een bordeel wordt betrapt, dan maak ik er een gedicht over". Al bij al is hij de opdracht trouw gebleven. Hij schrijft over gebeurtenissen, groot en klein, die de burgers aanbelangen en de dichterlijke verbeelding aanwakkeren. Een groot evenement waren de gemeenteraadsverkiezingen van februari waarover hij met opgestoken vinger volgend vers componeerde. Stemmen deed ze nooit. Ze hoorde stemmen in haar hoofd. Stemmen die haar ontstemden. Om enkele coupletten verder als volgt te eindigen: De boeken gingen branden. Panden werden leeggesleurd. En zij zat daar te staren. Zich nog minder dan bewust. Dat de Italiaanse Giro dit jaar in Groningen startte, dat kon hij als stadsdichter natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. Maar ook een fait divers zoals de brand van het Blokker-warenhuis in de Elbingestraat leverde stof voor een woordspelige mijmering over ramptoeristen. Naast de officiële gelegenheidsgedichten, die in een huis-aan-huisblad worden gepubliceerd, is er de veel omvangrijkere officieuze productie. "Het regent opdrachten", zegt hij. "Heel wat stadsdiensten komen aankloppen voor een gedicht. Dat toerisme en cultuur graag met een gedicht uitpakken, dat ligt nog voor de hand. Maar ook de stedelijke reinigingsdienst heeft me in haar public relations ingeschakeld. Zo'n opdracht neem ik heel ernstig. Voor de stedelijke reinigingsdienst ben ik de hele dag achter zo’n karretje gaan aanlopen, met uniform en borstel". Onmiddellijk na zijn verkiezing werd hij in triomf per limousine door de stad gevoerd. Sindsdien is het nooit meer gestopt. Champagne hier, borreltje daar, babbeltje links, toespraakje rechts, zijn ster als spreekstalmeester is fel gerezen. Voor Vara-radio schrijft hij gelegenheidsgedichten, voor de lokale televisie maakt hij maandelijks een programma waarin hij een collega dichter presenteert. Allemaal ter meerdere eer en glorie van de dichtkunst, en allemaal extra betaald. "Die titel heeft mij het leven een stuk gemakkelijker gemaakt", zegt overlevingskunstenaar Droog. "Niet alleen vanwege het geld. Voor de stadsdichter gaan vele deuren open. Vroeger zouden ze mij in het stadhuis buiten gekeken hebben, nu word ik er met open armen onthaald".

De liefde is wederzijds, want de kraker van weleer is nu een trotse stadsbewoner. Ongevraagd kruipt hij in de rol van VVV-gids. Zien we dat Casino? Dan moet je 's avonds de verlichting zien, Las Vegas is er niks bij. De herberg met de kanonskogel in de gevel? Een voltreffer uit 1672 toen de bischoppen van Keulen en Münster de afvallige stad maandenlang lieten belegeren. Net als het dorp van Asterix hield Groningen koppig stand tegen de overmacht, en op 28 augustus werd het vruchteloze beleg opgeheven, een triomf die hier ieder jaar feestelijk wordt herdacht. Nu hij er zelf over begint. Had hij tijdens zijn verkiezingscampagne niet beloofd op 28 augustus eigenhandig de eerste pijl van het vuurwerk met een gelegenheidsgedicht het zwerk in te jagen? "Het is er niet van gekomen", geeft hij ruiterlijk toe. "Maar geen nood, als compensatie heb ik een gedicht over V-day gepleegd". De plicht van de stadsdichter, er valt niet aan te ontkomen. Zo zijn er de relicten van de middeleeuwse stadswallen, waar hij ons zelf op attendeert. Dat doet er me aan denken. Naast het plegen van zes tot acht gelegenheidsverzen, heeft de stadsdichter nog een contractuele verplichting. Groningen wil een deel van zijn middeleeuwse vestingen met een lint van gedichten evoceren, naar het voorbeeld van de Berlijnse muur. Tien jaar zal het duren, het materiaal zal door verschillende generaties stadsdichters worden geleverd. Bart Droog, zelf benoemd voor twee jaar, piekert over de eerste steenlegging. "Het is niet eenvoudig", zegt hij. "Ik heb mezelf een inhoudelijke beperking opgelegd: het moet met de verdwenen stadswallen te maken hebben. Ook vormelijk is een taaie klus. De gedichten zullen op de grond worden aangebracht, maar niet aan een stuk door. Het tracé van de verdwenen stadswallen loopt slechts gedeeltelijk over de openbare weg, het wordt voortdurend onderbroken door huizen. Dat speelt mee bij de interpunctie. Ik denk dat ik voor een aangepaste vorm zal moeten kiezen, een gedicht in losse zinnen". Bart Droog is een puike stadsgids die zijn gevolg met verrassende ontdekkingen onderhoudt. Neem nu de urilift, de speerpunt in een verbeten achterhoedegevecht tegen wildplassers. Wat overdag weinig meer is dan een fors riooldeksel in de stoep aan de Grote Markt, rijst 's avonds majestueus uit de grond om de gedaante van een driehoekig urinoir aan te nemen. Waarom daar geen stadsgedicht aan gewijd? Wildplassen, zedenverloedering, fallussymboliek, invalshoeken bij de vleet. Geen gek idee, geeft Bart Droog toe, al prijkt de urilift niet bovenaan zijn prioriteitenlijstje. De oude spoorbrug over het Van Starkenborghkanaal, die wil hij koste wat het kost in een gedicht vereeuwigen wanneer ze straks door een nieuw kunstwerk wordt vervangen. "En het massagraf op het stedelijke kerkhof", vervolgt hij enthousiast. "Weinige Groningenaars weten het: op het Selwerderhof is een reusachtig grasperk dat als massagraf wordt gevrijwaard. Plaats voor 1.800 lijken, daar kun je al een flinke calamiteit mee opvangen. Het zou natuurlijk mooi zijn moest er zich een aanleiding voordoen. Weet je, soms zit ik stiekem te hopen op een forse catastrofe. De hele dag denderen er chloortreinen door het centrum van de stad. Als er eentje ontspoort en ontploft, heb ik mijn gedicht over dat massagraf zo klaar. Maar nee, zulke rampen gebeuren niet in Groningen. In feite gebeurt hier heel weinig. Zelfs de politiek is zo saai als wat. Vorig jaar was er nog commotie over een ondergrondse parking, maar zelfs dat is me niet gegund. Samenlevingsproblemen zijn er ook al nauwelijks. Groningen is een blanke stad, allochtonen zijn hier dun gezaaid. Dat is tol van het verleden. Groningen was van lange tijd een arme boerenstreek. Migranten hadden hier niks te zoeken, die trokken naar de randstad".

Het regent oude wijven, we vluchten een leescafé binnen. Klanten roeren gedachteloos hun koffie, diep verzonken in kranten en tijdschriften. In dit uitgelezen kader snijden we een belangrijke vraag aan. Wat is de maatschappelijke functie van de publieke dichter? De vraag werd begin dit jaar door de Poëziekrant aan Rutger Kopland gesteld. Niet lukraak, want bij de verkiezing van de Dichter des Vaderlands verzamelde Kopland meer stemmen dan Komrij. Hij bedankte voor de eer, maar de vraag over het nut van zo’n titel ging hij niet uit de weg. Volgens Kopland is de dichter des vaderlands het poëtische klankbord van het volk. De MKZ-crisis, 11 september, het forfait van Oranje voor het WK Voetbal, bij zulke aangelegenheden moet hij pogen collectieve gevoelens als angst, woede, frustratie op dichterlijk wijze te ventileren. Kopland onthield zich van commentaar over de manier waarop Gerrit Komrij zich van zijn taak kweet. Maar het lijdt geen twijfel dat de dichter des vaderlands de gevoelens des volks ter harte neemt. Zijn prins Claus-gedicht, - van Duitse indringer tot door de natie geknuffelde Parkingsonpatiënt - werd in menige huiskamer met vochtige ogen gelezen. Krasser nog was De zittende politicus, een gedicht over de moord op Pim Fortuyn. 'Hij heeft nog nooit gedanst. Hij kent zijn doel. Nog nooit is op zijn vale klerkensmoel. Zomaar een lach verschenen. Maar die nacht. Nadat de gek de nar had omgebracht. Kroop hij zijn bed uit, glimmend van de pret. En maakte hij onbespied een pirouette'. Meer dan een goede verstaander bespeurde een sneer naar PvdA-leider Aad Melkert, de gezworen tegenstander van Pim Fortuyn die eerder al door hysterische LPF-aanhangers voor moordenaar werd uitgescholden.

"Ik zou niet met Komrij willen ruilen", zegt Droog. "Dichter des vaderlands, dat is me nog een maatje te groot. Komrij weet dat hij door het hele land op de vingers wordt gekeken. Je moet al stevig in je schoenen staan om die druk aan te kunnen". Goed, dichter des vaderlands is te hoog gegrepen. Maar geen nood, dan kaarten we de kwestie op stadsdichterlijk niveau aan. In Antwerpen, houd ik hem voor, wordt stiekem gehoopt dat de stadsdichter zijn steentje zal bijdragen tot de nimmer aflatende strijd tegen de verzuring van de samenleving. Zijn verzen zullen de Antwerpenaar allerwegen toelachen, op affiches en screensavers, ja desnoods zelfs op vuilniszakken. Bart Droog haalt de schouders op. Ze doen maar, zelf laat hij zich voor geen enkele kar spannen. Zijn ambities? "Het is me louter om de poëzie zelf te doen", zegt hij. "Als ik Groningenaars warm kan maken voor de dichtkunst, dan beschouw ik mijn opdracht als geslaagd".

Er moet een passend portret worden gemaakt. Bart troont ons mee naar het stadhuis. Het volk toezwaaien vanop het bordes heeft hij nog niet gedaan, maar de begroeting door de bode is er niet minder hartelijk om. Het tafereel trekt de aandacht van een voorbijganger, een blozende man van middelbare leeftijd met een attachétas. Hij stelt zich voor als Robert Prummel van de Stadspartij, medewerker van de wethouder van verkeer. "Zeg maar schepen van verkeer", corrigeert hij zichzelf, "dat Vlaamse woord is veel beter. Want Nederlandse wethouders lappen de wet aan hun laars, terwijl ze van schipperen alles afweten". Zijn partij mag dan wel in de oppositie zitten, de stadsdichter ziet hij helemaal zitten. "Wat is ook vijfduizend euro", vraagt hij zich retorisch af. "Niks, als je bedenkt dat hier jaarlijks een miljard euro wordt uitgegeven. Dat geld is welbesteed, tenslotte is Groningen een stad van dichters en schrijvers. Je weet toch dat Willem Frederik Hermans hier een deel van zijn leven heeft gesleten? Het stadsbestuur broedt al jaren op plannen om hem hulde te brengen. Een standbeeld, een straatnaam, jammer genoeg botsen alle initiatieven op grote weerstand. Hermans had het zelf nooit gewild, roepen sommigen, hij is destijds met slaande ruzie uit Groningen vertrokken. Flauw argument, als je het mij vraagt. Hermans is goed en wel dood, die zal zich in zijn graf niet omdraaien". Het portret is gemaakt, buiten giet het onverminderd. Vanavond, om tien uur, is er nog een stadsdichterlijk optreden gepland. Een koffieshop, een luizige Chinees, een bruine kroeg, we praten de tijd vol. Stad van schrijvers en dichters, het is volgens Bart Droog niet overdreven. Vooral de lyrische kunst bloeit hier als nergens anders. In totaal zouden een zestigtal publicerende dichters in Groningen en omgeving verblijf houden. Het mag da ook geen toeval heten dat uitgerekend deze stad als eerste een dichter bij haar administratie heeft ingelijfd. Vanwaar toch die poëtische hoogconjunctuur? "Het isolement", verklaart Bart Droog. "Groningen is de enige stad in het Noorden die meetelt. Al wie zich in het Noorden met letteren bezig houdt en geen zin heeft om in de Randstad te wonen, trekt als vanzelf naar Groningen. Bovendien heeft de Groningse universiteit een geweldige reputatie. Zelfs Rotterdammers komen hier Nederlands studeren. Studenten met literaire aspiraties blijven hier vaak plakken. Deze stad heeft alles, uitstekende boekhandels, podia voor literaire happenings, en onafhankelijke uitgeverijen die aanstormend talent een kans geven. Vooral dichters voelen zich hier thuis. In Groningen vinden ze het comfort van de grootstad, gecombineerd met de nabijheid van de natuur".

's Avonds krijgen we een staaltje van die poëtische hoogbloei. Jeugdhuis Simplon loopt aardig vol voor de presentatie van twee dichtbundels. Sieger Geertsma en Daniël Dee, twee jonge debutanten die het misschien ooit nog tot stadsdichter zullen schoppen. Voorlopig schoppen ze vooral wild om zich heen, op het podium waar ze hun poëtische ontboezemingen in de microfoon schreeuwen. Keyboards, elektrische gitaren, ze komen de verstaanbaarheid niet ten goede. Maar who cares, het zijn de vibes die tellen. Bart Droog lurkt aan zijn joint, hij voelt zich in zijn element. "Dit is helemaal in", zegt hij. "In Nijmegen ben ik onlangs voor vijfhonderd man opgetreden. Geweldige sfeer, de hele nacht werd er house en dance gedraaid en poëzie gelezen". Vanavond geeft hij als stadsdichter een sober gastoptreden weg. Twee gedichten, zonder soundscapes en zonder computergestuurde videoprojecties. Koersk, over de gezonken kernonderzeeër, want hij wil het niet altijd in Groningse moestuin zoeken. Het hoofd vol beats en tekstflarden lopen we naar ons hotel terug. Op de Grote Markt verheft zich intussen de urilift in haar volle glorie. Benieuwd of er ooit een stadsgedicht van komt.

Info over Bart FM Droog: www.epibreren.com.
=================================
© Erik Raspoet / De Morgen 2002. Auteursrecht berust bij de auteurs op basis van de Auteurswet 1912. Er mag niets uit deze website worden overgenomen, opgeslagen op media ter verspreiding onder derden, gepubliceerd of anderszins verveelvuldigd zonder uitdrukkelijke, voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs.