Louis Th. Lehmann

recensies 2001

terug naar beginpagina

terug naar recensies-overzicht


NRC Handelsblad, 12-1-2001 (Gedichten 1939-1998)
Het Parool, 17-1-2001 (Gedichten 1939-1998)
Groninger Dagblad, 24-1-2001 (Landelijke Gedichtendag)
Nieuwsblad v/h Noorden, 25-1-2001 (Landelijke Gedichtendag)
Meander op Zondag, 28-1-2001 (website)

 

terug naar boven


HET BLOED HOUDT DE MOED ERIN
De springlevende poëzie van L. Th. Lehmann


De vraag is nutteloos, maar wel vaker gesteld: hoe ze een dichter als Slauerhoff, wanneer hij niet in 1936 overleden was, op oudere leeftijd hebben geschreven? Nog altijd hartstochtelijk rijmend, of zou de oorlog zijn vagantenkarakter hebben gedoofd? En zou de experimentele poëzie van de Vijftigers zijn werk hebben beïnvloed, of had hij zich als Vasalis verongelijkt afgekeerd van die nieuwlichters?

Lezend in L. Th. Lehmanns Gedichten 1939-1998 kwamen zulke vragen, hoe zinloos ook, bij mij op. Lehmann begon zijn dichterscarrière in het spoor van Slauerhoff en werd dadelijk onthaald als uniek talent. 'Met een astrale volmaaktheid', was hij, aldus Menno ter Braak, onze letteren binnengevallen. Het begin was dan ook niet zuinig; amper twintig jaar oud publiceerde Lehmann in 1940 twee dichtbundels, Dag- en nachtlawaai en Subjectieve reportage.
Louis Th. Lehmann in 1996
© Alida Beekhuis

Nieuwe bundels volgden, tien stuks tot en met Luxe in 1966, maar toen werd het stil. Pas in 1996 verscheen een dertigtal nieuwe gedichten in de bundel Vluchtige steden (en zo). In de tussenliggende jaren zweeg de dichter, behalve wanneer hij benaderd werd door een anthologist, want die werd steevast nors afgewezen met 'Gij zult niet bloemlezen'.

Een poëtisch heremiet, als zodanig is Lehmann in de afgelopen decennia welbeschouwd. Maar wie zijn verzamelbundel ter hand neemt, ontdekt weldra hoe weinig dat beeld bij hem past. Gedichten 1939-1998 biedt springlevende poëzie van een vaak sprankelend dichter. 'Astrale volmaaktheid' is niet altijd het juiste etiket, zeker niet voor de naoorlogse bundels, maar heel wat gedichten in dit verzamelwerk verrassen door hun eigenzinnige blikveld en formulering. En hoe zou een dichter die zich in de jaren zestig ontpopte als chroniqueur van het Amsterdamse stads- en straatleven een kluizenaar kunnen zijn?

In mijn eigen boekenkast stonden jarenlang slechts twee bundels van L. Th. Lehmann: zijn derde publicatie, Schrijlings op den horizon (1941), en zijn tiende, Luxe (1966). In Gedichten 1939-1998 vertegenwoordigen die publicaties twee uitersten in zijn oeuvre. In 1941 klonk nog de sonore vooroorlogse sonnettist, die zijn bewonderde voorgangers ('De verren') pathetisch toezong, zoals in het eerste kwatrijn van 'Slauerhoff''

  Ik denk aan jou, een gele vlam op aarde,
  die als een weerlicht langs de zeeën trok,
  maar steeds weer terugkwam, zieklijk en doorschokt
  naar holen, waar je 't grijze lijf bewaarde.


Vijfentwintig jaar later waren rijm en romantiek verbannen en klonk een heel andere stem: mild, maar ironisch en met pessimistische ondertonen, zij het altijd speels. die stem hield het bij voorkeur kort, in tweelijners zoals 'Geen gezanik'('De dingen die ik over mezelf vertel / gedragen zich als feiten') of iets langer, zoals in 'Het laatste woord in blues':

  Het is troosteloos
  te kijken naar een waslijn
  met een oneven aantal sokken.

  En soms, als het vochtig weer is
  hangen ze er
  dagenlang, dagenlang.


In een kwart eeuw kan veel veranderen. Toch is de nuchtere beschouwer van Luxe ook in Schrijlings op den horizon al aanwezig. En ook in 1941 bond Lehmann zich niet aan het rijm. In 'Laus Scandinaviae' bracht hem dat tot vervreemdende soberheid:

  In 't hotel op het noorderlicht
  eet men poolijs uit bergkristal
  en voor wie de nacht nog wil skiën
  neemt de lift naar de stratosfeer.

  Het hotel op het noorderlicht
  is vanavond geïsoleerd,
  want de illuminatie is aan
  en men duldt geen kabelbaan
  voor de gevel van het casino.

  Er wacht al een file van auto's
  van Hammerfest tot Gellivra
  de dames roken sigaren,
  de heren lezen de krant.


Wie terugbladerend en vergelijkend leest merkt dat het dichterschap van Lehmann consistenter is dan een eerste blik doet vermoeden. Natuurlijk is er een ontwikkeling. Ruwweg is die als volgt te schetsen: tot Het echolood (1955) overheerst het rijm en geven veel verzen verslag van de falende liefde. Daarna krijgen rijm en romantiek steeds minder ruimte en uit zich, vooral in Een steen voor Hermes (1962), de invloed van de Griekse klassieken. In Who's who in Whatland (1963) en Luxe (1966) worden onderwerp en toon toenemend eigentijds, politiek geëngageerd, soms illusieloos, maar nooit zonder humor. 

  OPBOUWEND BETOOG

  O, het lichaam met zijn snorrepijpen,
  aderen, darmen, etcetera,
  gebed in gestreepte kussens.
  Snijd er eens in,
  dan zul je wat zien.
  Wat dan? Niets,
  het bloed verdoezelt alles.
  Anders zou een moordenaar zich een horlogemaker voelen
  En omdat mensen meer van mechaniek dan van mensen houden,
  zouden ze minder explosiva maken,
  opdat al dit vernuftigs niet zo vaak onopgemerkt
  vernield zou worden in een lawaaiig hoekje.
  Dat mag niet.
  Bloed houdt de moed erin
  als een pathetische voordrachtstoon.


Het hiernaast  [= hierboven] afgedrukte 'Opbouwend betoog' toont hoe losjes maar evengoed onverbiddelijk Lehmann de pen toen beheerste. Dertig jaar later, in Vluchtige steden (en zo) is de betrokkenheid met stad en straat zo mogelijk nog sterker, maar weer in het corset van het sonnet gedreven. En daarmee lijkt de cirkel rond - zij het dat het rijmwerk nu niet meer op de poëzie van Slauerhoff lijkt, maar eerder op de sonnetten van Jan Kal.

Opmerkelijk is dat veel verzen in Gedichten 1939-1998, wanneer ook geschreven, onmiddellijk als een product van Lehmann herkenbaar zijn. 
Misschien komt dat door het surrealistische taalplezier  dat zijn werk sinds zijn debuut en zijn bijdragen aan het in één exemplaar verschijnende tijdschrift 'De schone zakdoek' (1941-1944) heeft uitgestraald. Voor de dertig jaar stilte tussen 1966 en 1996 heeft de dichter zelf nooit een verklaring gegeven. Als scheepsarcheoloog publiceerde hij intussen twee lovend ontvangen studies over klassieke galeischepen.  
Louis Th. Lehmann, in 1943 gefotografeerd door Emiel van Moerkerken
© Bruno van Moerkerken

Dankzij de zorgvuldige redactie van T. van Deel zijn nu alle gebundelde en ongebundelde gedichten van L. Th. Lehmann in één band bereikbaar. Dat noodt niet alleen tot lezen en herwaarderen, maar ook tot herwaardering van zijn poëzie.
(Arie van den Berg, NRC Handelsblad, 12-1-2001)

terug naar boven


ILLUSIEBROOD IS GOEDKOOP

De recensie van Hans Renders over Gedichten 1939-1998 kunt u lezen op de site van Het Parool: 

http://www.parool.nl/cultuur/boeken/recensies/0118-lehmann.html
(Hans Renders, Het Parool, 17-1-2001)

terug naar boven


WAT IS ER VANDAAG TE BELEVEN?
 
Vannacht om precies 24.00 uur wordt het startschot gelost voor de tweede editie van de Groninger poëziemarathon. gedurende 24 uur staan in veel delen van de stad dichterlijke gebeurtenissen op het programma. De opening vindt plaats in de Silo aan de Achterweg, met medewerking van onder anderen Diana Ozon, Bart Droog, Louis Th. Lehmann, Petra Else Jekel en Daniël Dee. Voor meer informatie over de rest van de marathon: zie morgen de Uit-Bijlage in deze krant.
(Groninger Dagblad, 24-1-2001)

terug naar boven


 
BROODJES EN GEDICHTEN
 
De tweede Landelijke Gedichtendag begon om middernacht in de stad Groningen in de Silo met voordrachten van onder anderen Louis Th. Lehmann, Diana Ozon en Petra Else Jekel. Vanochtend in alle vroegte schoven poëzieliefhebbers aan bij een poëzieontbijt met de dichter Rutger Kopland.
De hele dag staat op tal van plekken in de provincies Groningen en Drenthe het gedicht centraal. In boekhandel Bronsema kan men z'n ultieme gedicht voorlezen, in Assen wordt een regionale gedichten-site ten doop gehouden, in de stad Groningen dragen op tal van plaatsen dichters, rijp en groen, voor uit eigen en andermans werk.
(Nieuwsblad van het Noorden, 25-1-2001) 

 

terug naar boven


LEHMANN

Al ruim zestig jaar lang schrijft de nu tachtigjarige L.Th. Lehmann poëzie. Eind vorig jaar verscheen bij de Bezige Bij het bijna zevenhonderd pagina's tellende Gedichten, samengesteld door Tom Van Deel. Om een beeld te krijgen van deze dichter, scheepsarcheoloog, prozaïst, essayist, componist, surrealist, DJ, tekenaar en vrijdenker kunt u terecht op http://www.epibreren.com/lehmann
(Meander op Zondag #126, 28-1-2001)

     

 

terug naar boven


 

  

 

 

 

 

 

 


 

terug naar boven