Het Parool, 15-3-1996
(Over Louis)
Vrij Nederland, 1996? (Vluchtige steden (en zo))
N.B.L.C., 1996 (Vluchtige steden (en zo))
Nieuwsblad van het Noorden, 14-9-1996 (Aubette)
VPRO Gids, 14-9-1996 (Aubette)
Provinciale Zeeuwse Courant,
1-11-1996 (Vluchtige steden (en zo))
terug naar boven
SCHRIJVERS &
DICHTERS: LOUIS LEHMANN Als ik Louis Lehmann zie
fietsen, langzaam en gekleed in zo'n jasje dat men geloof ik
een sportcolbertje noemt, meestal in de buurt van het
Scheepvaartmuseum waar hij, denk ik dan, iets zal hebben
opgezocht dat verband houdt met het raadsel van de multireme,
gaan mijn gedachten terug naar die avond ergens in de tweede
helft van de jaren zestig, toen hij op een feestje ten
kantore van een uitgever verwikkeld raakte in een al snel
hoogoplopende woordenwisseling met de schilder Willem van
Malsen.
Willem kondigde aan dat hij de in onze ogen toen al stokoude
dichter op zijn bek ging slaan en Lehmann nodigde hem
vervolgens uit dat buiten te proberen. Wij, altijd gek op
een opstootje, dromden mee en vanaf zo'n hoge grachtenstoep
met aan weerskanten een trappetje, mocht ik aanschouwen hoe
de dichter, nadat hij zich van zijn jasje had ontdaan, de
bokshouding aannam en Malsen in één klap naar de stenen
stuurde.
Louis Lehmann speelde ook heel mooi mondharmonica en hij
wist alles van IJslandse sagen en archeologie, maar in de
allereerste plaats was hij toch de dichter die in 1947, op
zijn 27ste, zijn Verzamelde gedichten had
gepubliceerd.
Vraag: Hoe heette de roman die Louis Lehmann
schreef? Onder de goede inzendingen (Luijters/Het parool,
postbus 433, 1000 AK Amsterdam) wordt een exemplaar verloot
van Arthur Japin: Magische verhalen.
(Guus Luijters, Het Parool, 15-3-1996)
terug naar boven
VLUCHTIGE STEDEN (EN ZO)
Gedichten door L.Th. Lehmann. uitgever Meulenhoff, 48 p.,
fl. 29,90
Lehmann is in zekere zin een wereldafzijdig schrijver (een
van zijn bundels heet Schrijlings op den horizon: je ziet en
hoort hem wel, maar voor je het weet is hij er niet meer).
Misschien is zelfs zijn commotie over stedelijk verval deels
ook maskerade. ik kan het althans niet erg rijmen met wat in
de afdeling 'En zo)' wordt beweerd in de 'Overpeinzingen van
een bessen- en aardbeienzoeker.'
O, hoe deerlijk
prefereer ik
boven moestuin, groenteman
die mij garanderen kan
dat de vruchten die ik wil
tonen weinig kleurverschil,
waar de rijpheid mij verblijdt
met wat gelijktijdigheid.
Want van 't onbespoten
wordt niet zeer genoten
door het om zich hebben
van houtnerven, spinnewebben,
door het larvenwoning zijn.
Neen, geef mij de schone schijn;
Als hij naar een kistje reikt
waar één vrucht op d'and're lijkt.
De grens tussen ernst en ironie is bij Lehmann vaak moeilijk
te trekken. Hij is een opgewekte misantroop die van een
afstandje de menselijke waanzin bekijkt, ook als er iets
moois uit lijkt voor te komen, zoals liefde: 'Het is geen
goede keus // voor wie dan ook, de grote liefde leidt / tot
heel veel kwaad, al zingt men nog zo goed / erover. Happy
end duurt maar een leven.' Zo'n beetje net als poëzie die
tegen marmer niet veel uit kan richten.
(Vrij Nederland, vermoedelijk 1996)
terug naar boven
LEHMANN, L.Th.
Vluchtige steden (en zo): gedichten / L. Th.
Lehmann - Amsterdam : Meulenhoff, cop. 1996 - 45 p ; 22 cm.
ISBN 90-290-5337-2
* 877 -II (1 TW) / De eerste vijf gedichten van de eerste
gewoon in de boekhandel verkrijgbare bundel in 30 jaar van
L. Th.Lehmann gaan over de stad waar hij in 1920 het
levenslicht aanschouwde: Rotterdam. Net als de andere
gedichten in de eerste afdeling, op één na allemaal
sonnetten (waarvan twee in het Engels), hebben ze de
verwoestende werking va de slopershand op steden
overal in de wereld als onderwerp. Het spreekt vanzelf
dat dit de dichter het meest aangrijpt in zijn geboortestad:
'Welk zinnig mens wil heel 't verleden weer? / Maar
jeugddécor had ik wel graag gehouden'. Ongestraft kunnen
bouwmeesters en projectontwikkelaars hun gang gaan:
'Dichters worden gevangen en vermoord. Maar planners,
architecten? Nooit gehoord.' In de tweede afdeling, voor het
grootste deel eveneens bestaand uit sonnetten (wederom twee
in het Engels), komen uiteenlopende onderwerpen aanbod: een
verdediging van de televisie, een aanval op de paus, een in
memoriam Melina Mercouri, om slechts drie zaken te noemen.
De praattoon geeft aan deze poëzie de schijn van
simpelheid, maar herhaalde lezing biedt telkens nieuwe
perspectieven. een aangename verrassing, deze comeback.
(Dick Welsing, N.B.L.C., Den Haag, 1996)
terug naar boven
DE VIRTUELE WEDERGEBOORTE
VAN VAN DOESBURG
De Nederlandse kunstenaar Theo van Doesburg (1883-1931)
ontwierp in 1926 het amusementscomplex Aubette in de
Franse stad Straatsburg. Een cine-dancing, die door
vormgeving en meervoudige functie het symbool werd van de
wisselwerking tussen verschillende kunsten. Al snel werden
de in Mondriaanstijl versierde wanden weggewerkt, maar
enkele jaren geleden is de Aubette in oude glorie hersteld.
Het verhaal over de unieke zaal wordt zondag (Nederland 3,
21.01 uur) in de film Aubette, la grande salle des fêtes
verteld door twaalf kunstenaars, twaalf danseressen en twee
dansers en ondersteund door film- en slapstickbeelden. Door
gebruik te maken van de modernste 'virtual reality'-technieken
zijn de opnamen gemaakt in de echte Aubette vermengd met
fragmenten die in een virtuele studio zijn opgenomen.
Dezelfde zaal is driedimensionaal nagebouwd in de computer
en als decor ingevuld.
In het begin van de film is de aankomst in de Aubette te
zien van de beeldend kunstenaars Ger van Elk, Pieter
Holstein, Rob van Koningsbruggen en Peter Struycken, de
vormgevers Wim Crouwel, Anthon Beeke en Benno Premsela, de
theatermaker Jan Joris Lamers, de schrijver K. Schippers, de
archeoloog/componist Louis Lehmann, de architect Carl Weeber
en de kunsthistoricus Carel Blotkamp. Door de hele productie
heen zijn, onder meer aan een feestelijk diner, hun
commentaren en gesprekken over de Aubette, kunstenaar Theo
van Doesburg en hun eigen werk te horen.
De gesprekken worden afgewisseld en onderbroken door 'oude
filmfragmenten', die soms gemanipuleerd en soms nieuw
gemaakt zijn en als vanzelf overgaan in de beelden van het
heden. Dat geldt ook voor de duetten, die worden gedanst
door choreografe Karin Post en haar partner Dries van der
post, en voor de groepschoreografieën, waarbij twaalf
danseressen worden gekoppeld aan twaalf dansende acteurs: de
kunstenaars. De verbeelding, en niet de reconstructie, staat
voorop in de uitwerking van het verhaal, waarvan de
vormgeving nauwelijks is na te vertellen. (...)
Het resultaat is een film die allesbehalve een documentaire
is, waarin informatie wordt afgewisseld met dans. Op de
speciale website op internet (http:/www.vpro.nl/data/aubette)
is desgewenst informatie op te vragen over Aubette,
Van Doesburg, de betrokken kunstenaars en het gebruik van de
virtuele ruimte waar doorheen ook gesurft kan worden. Ook op
de televisie wordt voorafgaande aan de film - die door het
gebruik van meerdere stijlvormen en vernieuwende elementen
aansluit bij het denken van Van Doesburg -een korte
introductie uitgezonden.
(Jacques Geluk, Nieuwsblad van het Noorden, 14-9-1996
[enigszins ingekort])
terug naar boven
DANSENDE KUNSTENAARS IN DE FEESTZAAL VAN THEO VAN
DOESBURG (fragment)
Karin Post: 'De vraag was niet alleen of de kunstenaars
commentaar wilden geven op Van Doesburg, maar ook of ze zich
wilden verhouden tot het oorspronkelijke gebruik van de
Salle des Fêtes.
Van Louis Lehmann had ik bijvoorbeeld
gehoord dat hij graag mee zou doen, omdat hij van dansen
houdt. Hij herinnerde zich nog hoe er, toen hij klein was,
in de danszalen werd gedanst. Stap naar voren, stap naar
achteren, heel mooi. |
Louis en danseres in 'Aubette'
© Christien Jaspers, 1996 |
Bovendien moest er serieus gerepeteerd
worden, want ik zag het niet zitten om door onbeholpen
dansers allemaal uitglijders in de film te krijgen.
Gelukkig bleek tijdens de repetities meteen dat de heren de
concentratie die ik graag wilde zonder enige moeite konden
opbrengen. Ik heb zelden zulke geconcentreerde dansers
meegemaakt. Niet dat het superdansers waren, maar ze waren
bijzonder leergierig. We hadden vorig jaar één keer in de
week een repetitie in theater Felix Meritis in Amsterdam, op
maandagavond als er geen voorstellingen waren. Ze kwamen van
heinde en ver, van hun atelier of kantoor. Ik had dan
gekookt, pâtés gemaakt en taarten gebakken, en dan werd er
gegeten en gerepeteerd. Geheel in de geest van Van Doesburg
die leven en werk wilde combineren. Van Mondriaan is bekend
dat hij graag met jonge meisjes danste, en het beeld van een
oudere man die danst met een jonge vrouw spreekt ook mij
aan. De heren kregen twaalf danseressen, hun muzen,
toegewezen. Eerst is er voor de twaalf paren de geometrische
dans, zoals wij hem noemen, die over de hele vloer
gaat, en die is geïnspireerd. op tekeningen van Van
Doesburg. De tweede dans is vrijer en beweeglijker' (...)
(Hans van Dalfsen, VPRO-Gids # 37, 14-9-1996)
terug naar boven
LEHMANN IS TERUG De
dichter L.Th. Lehmann is terug! Op twintigjarige leeftijd
was hij, in de woorden van Menno ter Braak, als een meteoor
de literatuur binnengevallen. In 1940 en 1941 publiceerde
hij de enthousiast ontvangen bundels Subjectieve
reportage, Dag- en nachtlawaai en Schrijlings
op de horizon. ook later in de jaren veertig, in de
jaren vijftig en de jatren zestig liet de meteoor zich af en
toe zien. De bijna laconieke poëzie uit Who's who in
Whatland (1963) en Luxe (1966) viel heel wat
critici op. Maar daarna raakte de meteoor uit het zicht. En
de herinnering aan hem verdween snel door zijn gebod 'Gij
zult niet bloemlezen'
Maar nu doemt Lehmann - 76 jaar inmiddels - weer op aan het
literaire firmament. Na dertig jaar verschijnt een nieuwe
bundel van hem. Vluchtige steden (en zo) heet het boek, en
die titel maakt al duidelijk dat Lehmanns poëzie nog altijd
een speelse en lichte toon heeft.
De bundel bestaat uit twee afdelingen. 'Vluchtige steden'
heet het ene deel, het andere deel heet 'En zo'. In die
laatste afdeling vindt men onder meer een gedicht tegen de
paus: 'Pauspauze please (...) Genoeg reactionaire
demagogen!' Ook wordt Melina Mercouri herdacht: 'Ze was wel
iemand die ik misse zou (...) Zij vocht voor d'Elgin
marbles'. maar de gedichten over geliefde, geteisterde
steden lijken me toch het belangrijkste onderdeel van het
boek. De aanblik van een stad verandert jammer genoeg
sneller dan het hart van een sterveling, luidt het aan
Baudelaire ontleende motto. Het tempo is echter nog veel
hoger en de ontluistering nog veel groter dan deze ooit
vermoeden kon.
Lehmann maakt zich kwaad over de veranderingen. Niet alleen
omdat het décor van zijn Rotterdamse jeugd verloren ging,
maar vooral omdat het 'vrolijk slopen' zo ondoordacht
gebeurt. een van zijn boze sonnetten besluit hij met een
roep om wraak: 'Dichters worden gevangen en vermoord / Maar
planners, architecten? Nooit gehoord'. In andere steden is
de situatie trouwens niet veel beter. Voor zijn huidige
woonplaats Amsterdam geldt eveneens: 'Komen gaan plannetjes
/ voor meer tyrannetjes / en een nog veel groter veelvoud
van slopers.' Ook in Utrecht verrezen 'barre nieuwe
bouwsels', over Hoog Catharijne bericht hij : ' 'n Aquarium
vol friteswalm verving / waardige huizen en wat horizon.'
Over Oostende heet het: 'dat met hoogbouw de duinen
ruïneert, / ''t strand onverbiddelijk vercasineert'. En in
Brussel bedenkt de dichter: 'Hier als in Amsterdam, Parijs
en Londen, vreet bouwersfurie, glazen builenpest'. Vluchtige
steden (en zo) brengt ons de terugkeer van de bijna
vergeten dichter Lehmann en de terugkeer van het vrijwel
uitgestorven genre hekeldicht.
L. Th. Lehmann: Vluchtige steden (en zo).
Gedichten - 48 pag./ 29,90 - Meulenhoff, Amsterdam.
(Hans Warren, Provinciale Zeeuwse Courant, 1-11-1996)
terug naar boven
|