Algemeen Handelsblad,
Poëzie in
Carré
Nieuwsblad voor de boekhandel,
Poëzie in
Carré
De Telegraaf, Poëzie in
Carré
De Tijd, Poëzie in
Carré
Het Vaderland,
Poëzie in
Carré
De Volkskrant, Poëzie in
Carré
De Waarheid,
Poëzie in
Carré
Vrij Nederland?, 19-11-1966 (Luxe)
terug naar boven
Te memoreren valt verder het optreden van Louis Lehmann, een
van de sterkst geremde figuren van de Nederlandse
literatuur, hetgeen zowel hem als zijn publiek grote
moeilijkheden oplevert. Toch zijn de bewegingen die hij
maakt nog aanmerkelijk soepeler dan zijn woorden.
(Algemeen Handelsblad)
terug naar boven
Opmerkelijk was de Rotterdammer L. Th. Lehmann, die zo
netjes 'Haags' inzette, maar aan het einde een troosteloos
gedicht voorlas over een oneven aantal sokken aan de waslijn
en besloot met een deuntje op de mondharmonica....
(Nieuwsblad voor de boekhandel)
terug naar boven
Louis Lehmann zocht het auditiever. Hij besloot zijn
voordracht met een kort mondorgelconcert.
(De Telegraaf)
terug naar boven
De 45-jarige l. Th. Lehmann (de man die voor het eerst 'de
fiets' in de vaderlandse poëzie geïntroduceerd heeft) deed
ook erg grappig, maar van het overheersende beeld van de
dichtende kapper op een avond van de Mariacongregatie kon ik
toch niet helemaal loskomen.
(De Tijd)
terug naar boven
Maar de zanikende Hanlo, de innemende Buddingh', Campert,
Lehmann die met zijn geaffecteerd Leids gerochel de
prachtige parodie op Kouwenaar was en Gust Gils met zijn
verbluffend acteertalent, allen dichters met een
onverwoestbaar gebrek aan talent, stalen de show. Eerlijk is
eerlijk, het was af en toe om te gillen, die
huiveringwekkende poëtische armoe.
(Het Vaderland)
terug naar boven
Een best cabaretnummer was het optreden van Louis Lehmann,
de enige die zijn verzen uit het hoofd geleerd had, al had
hij tenslotte zijn spiekbriefjes wel nodig. Als een
standbeeld van Lenin stond hij achter het bosje microfoons.
Met een stem als een klok galmde hij zijn laconieke, gekke
teksten, blies tenslotte op een mondharmonica en marcheerde
af als een dragonder. Daverend applaus en gejuich.
(De Volkskrant)
terug naar boven
Louis Lehmann (46 jaar) besloot zijn voordracht met een
klein nummertje mondharmonica.
(De Waarheid)
terug naar boven
LEHMANN'S LUXE
Schrijnende maar authentieke buitenissigheid
Vanaf de achterflap van L. Th. Lehmann's
nieuwste bundel Luxe staart ons het achterhoofd van de
dichter aan, maar hij is daar allerminst op gevallen. Zijn
poëzie is nl. opvallend intelligent, hoe eenvoudig de
vormgeving ook vaak is. Neem dit 'Gesprek tussen twee
muizen':
Piep.
Piep.
Piep?
Piep.
Piep.
Piep, piep!
... Piep?
Piep.
Piep, piep, piep.
Lievier tierks dien pieps!
Jiep!
Piep, piep, piep?
Piep...
Het procédé is bekend van o.a. Schwitters en zijn
spreeuwen en is sindsdien nogal eens toegepast. Maar
Lehmann's klanknabootsingen zijn allerminst vrijblijvend
vermaak of protest, daarvoor informeren ze te veel over het
karakter van de twee muizen. De eerste, optredend in de
oneven regels van het eerste couplet, is de meest
problematische van de twee. Hij komt voortdurend terug op
zijn eerste piep, terwijl de ander op zijn piep blijft staan
en daar geen been in ziet. Als nr. 1 desondanks opnieuw de
piepkwestie stelt: Piep, piep, piep, valt nr. 2 daarom fel
uit in de trant van sodemieter op met je pieps. Waarna een
onbegrijpelijk gat valt in het gesprek. Wie neemt dan in het
tweede couplet opnieuw het woord? Waarschijnlijk de tweede,
die zijn al te barse uitval betreurt of de stilte lang
genoeg vond duren. Let wel dat hij het niet op zijn pieps
doet, maar met een soort roepnaam: Jiep! De ander, nr.
1, gaat onmiddellijk op het aanbod in: ja,
ja, ja? en de communicatie is weer hersteld. Een dergelijke
gesprekssituatie is duidelijk herkenbaar als een menselijke
toestand, die trouwens nog wel te preciseren is als een
gesprek niet tussen man en muis of man en man, maar man en
vrouw. De laatste is dan nr. 1.
Lehmann's gedichten zijn niet zo eenvoudig als ze eruit zien
en wie alleen de titels leest zou daar al bedacht op moeten
zijn. Zij geven vaak een intellectuele, witty wending aan
doodgewoon materiaal, ze functioneren als kortsluiting:
Bezwaren tegen de geest der eeuw
De neo-patriarchische wensdromen
waar b.v. James Bond in voorkomt
zijn eigenlijk ongein
Zonder de titel is deze gein maar half zo aardig en
veelzeggend. Analoge voorbeelden zijn de titels 'Twee
hexameters', waarin de ik zijn eerste literaire prijs aan
het kopen van een nieuwe aluminium theepot denkt te besteden
en 'December 1963 Atheense Dodekalogie' waarin twaalf
eenvoudige reisverhalen verteld worden. Maar zo exact en
zelfstandig verteld dat een ander gedichtje als poëtisch
besef bewaarheid wordt:
Geen gezanik
De dingen die ik over mezelf vertel
gedragen zich als feiten.
De grepen uit de autobiografie missen inderdaad elke
abstractie, zijn concrete feiten voor de lezer, die ze op
zijn beurt kan aangrijpen. Die poëzie is daarom ook niet
zo'n luxe (andere kortsluiting) als de titel van de bundel
informeert. Weliswaar is er geen geloof in poëzie als
heilig moeten of wat dan ook, maar er is een bescheiden
besef van iets willekeurig onmisbaars:
Er is geen zee
die ze kunnen bereiken
(geen god voor mensen)
maar ze zijn best aardig:
Muziek en poëzie.
Een citaat uit 'Give up the struggle and go down with grace',
weer zo'n titel. Opmerkelijk in deze regels is ook de
interjectie, de tussenzin met vervreemdend effekt, een
vormgevingsprincipe dat Lehmann vaak toepast en samenhangt
met de titelprocedure. Soms wordt de lezer zo direct
toegesproken dat er op die manier kortsluiting ontstaat:
tussen de witte (ja, daar zorg ik voor) lakens van een bed /
vergeten jazzclubs (dat laatste staat erbij voor zijn
image).
En evenals de eenvoud van de gedichten bedrieglijk is,
werkt ook die kortsluiting maar als een schijnbaar en
tijdelijk contact. In wezen zijn dit zeer geïsoleerde
gedichten vol contactstoornissen. Al worden eenzaamheid,
afscheid, dood godzijdank nooit als grote, tragische
thema's aangegeven, motieven die meespelen zijn het wel. Het
grote lachsucces van de poëzieavond in Carré dat Lehmann
bereikte door na het voorlezen van 'Het laatste woord in
blues' een mondharmonika te trekken en in de zenuwen een
paar noten daaraan te onttrekken, dit lachsucces was op zijn
minst een eenzijdige reactie. Het zou op zo'n avond
natuurlijk ook niet anders moeten.
Alles wat Lehmann publiceert is van een schrijnende
buitenissigheid. zijn gedichten, zijn kritieken, zijn
romans (vooral De pauwehoedster) en zijn foto's. U
herinnert zich misschien de waarlijk krankzinnige foto van
L. Th. Lehmann oprijzend uit zee of de terloopse
verschijningen in films als Grande jatte, Zero in the
universe of Het gangstermeisje. Altijs als een linkse, wat
houterige figuur, die op de lachspieren werkt en zich aan
dat succes onmiddellijk onttrekt. Een onmogelijke man in de
marge van alles en daarin zeer authentiek.
Hoewel wij elkaar geregeld bij VN ontmoet hebben, is er
nooit een noemenswaardig contact gelegd. Misschien kan ik
ook maar beter aan papier toevertrouwen dat Lehmann's
poëzie voor mij tot het merkwaardigste, aardigste en beste
behoort wat ik in Nederland ken.
(Rein Bloem, Vrij Nederland?, 19-11-1966)
terug naar boven
|