Louis Th. Lehmann

recensies 1962

terug naar beginpagina

terug naar recensies-overzicht

 

Nieuwe Haagse Courant, 1962 (?) - Een steen voor Hermes

 

terug naar boven


LOUIS LEHMANN

Louis Theodoor Lehmann is in 1920 te Rotterdam geboren. Hij studeerde Nederlands recht te Leiden en archeologie te Amsterdam. Reeds in 1940 publiceerde hij de dichtbundels Dag- en nachtlawaai en Subjectieve reportage, in 1941 gevolgd door Schrijlings op de horizon. Menno ter Braak vergeleek hem met een meteroor, die met een zekere astrale volmaaktheid komt binnenvallen, alsof volmaking geen tijd en moeite kost. Hij vond Lehmanns dichtwerk verbijsterend door originaliteit en veelvoudigheid. Marsman schreef destijds dat hij bij de lectuur van Lehmanns verzen sterk het gevoel had, te maken te hebben met iets nieuws. Toch kost het enige moeite over deze dichter, die bij zijn entree in onze letteren zo'n opgang maakte, in handboeken en encyclopedieën gegevens te vinden. Lehmann verzamelde zijn dichtwerk in 1947, maar kwam in 1948 alweer met een nieuwe bundel Gedichten. Hij schreef ook een roman, De pauwenhoedster, die in 1955 verscheen. Verder heeft hij zich beziggehouden met vertaalwerk, o.a. uit het Perzisch in het Engels!
Na de bundel Het echolood van 1955 vraagt deze bijzonder knappe auteur aandacht voor zijn jongste publicatie, de dichtbundel Een steen voor Hermes, een uitgave van De Bezige Bij te Amsterdam.
Ruim twintig jaar na dato treft Lehmanns poëzie niet in de eerste plaats als nieuw, wel vóór alle dingen als geleerd. Niet in die zin, dat hij ontwikkeling en kennis uitstalt, maar wel dat hij bij de lezer veel eruditie veronderstelt. Weet u alles van Homerus, lezer, en van de Griekse geschiedenis? Weet u wat Ozolische Lokriërs waren? Weet u hoe een guitaar klinkt die als mandoline behandeld wordt?

Weet u waar Cervantes een hand verloor? Kent u nieuw-Grieks en weet u alles van het dhimótiki? Weet u hoe een gevonden scherf Lucaans nog en bijna Attisch kan zijn? Kent u Engeland, Tintagel, Suriname, Paestum? Hoe zal men deze poëzie, of althans op de wijze van moderne gedichten gedrukte, hoogst intelligente aantekeningen kunnen lezen en beoordelen, wanneer men zich van bladzijde tot bladzijde kleiner voelt worden? Ondertussen is er één ding, waarin men zich verheugt, namelijk dat de dichter niet eindeloos zeurt over zijn binnenste, maar buiten zich zo ongelofelijk veel interessants weet te ontdekken. Dan hoeft men zich niet te wagen aan een beoordeling van zijn Engelse verzen, maar probeert men geboeid te verstaan wat hij vertelt (want dat doet hij in de grond der zaak). Hij slaagt erin zo in het voorbijgaan een duidelijker verband te leggen tussen het hedendaagse en het antieke Griekenland, dan men uit lectuur van dikke boeken kan opmaken. Als archeoloog ziet hij cultuurlagen op elkaar, op dezelfde plek. Zijn visie op het verleden is concreet en volslagen onromantisch, terwijl hij toch de kern voor het leven weet te grijpen. voor mij zijn deze verzen een cursus cultuurgeschiedenis op hoog niveau en volgens een directe methode, maar ik vermag dit werk niet als poëzie te lezen, behalve b.v. de 'Ode aan Amsterdam' en enkele meer eenvoudige gedichten zoals

TUSSEN TWEE TREINEN

Ik had notabel willen zijn in Zwolle;
charmante stad met singels seigneuraal,
en mijn gelijken hebben en ze groeten,
en wonen in een crême gepleisterd huis.
Met vrouw, met kinderen?
                                        Nee, liever nog
een landgoed hebben, er niet ver vandaan,
of wat daar nog van over is, een koetshuis.
Eén paard op stal, zo niet te veel gevraagd,
het haas er jagen, omdat het zo hoort
en weer alleen gelijken groeten, dàn
wat meer vergeten en met iets meer trots.

Een bijzondere figuur, deze Lehmann.
(C. Rijnsdorp, Nieuwe Haagse Courant, verm. 1962)

 

 

 

 


 

terug naar boven