Louis Th. Lehmann

recensies door Louis

terug naar beginpagina

 

 

 

over Phallus, in een dagblad, z.j.















PHALLUS: INGEBOUWDE AGRESSIE?
L.Th. Lehmann over Thorkil Vanggaard, Phallus, De Arbeiderspers, Amsterdam

De paperback Phallus door Thorkil Vanggaard, uit het Deens vertaald door Jan F. de Zanger en uitgegeven door de Arbeiderspers, is iets dat gemakkelijk over het hoofd gezien wordt. Een relaas over phalluscultus, vroeger verborgen in weinig bekende vaktijdschriften, nu voor het volk gegooid omdat er zoveel meer 'mag' (alleen al door woorden als 'mogen' en 'permissive' herinneren de gestelde machthebbers ons eraan dat wij abnormale gunsten genieten en dat zij elk ogenblik alles weer kunnen terugschroeven tot 'normaal').
Wie in deze verwachting gaat lezen, komt bedrogen uit. Behalve op plaatjes komen in dit boek eigenlijk weinig phallussen voor. Van de phalluscultus wordt te hooi en te gras iets gezegd. Het grote aandeel van vrouwen eraan laat hij (met opzet) gewoon weg. Alleen mogen romeinse vrouwen even op Mutunus Tutunus zitten. Veel aandacht wordt besteed aan een gebeeldhouwde phallus bij een romaans kerkje in Tømmersby in Denemarken (op de kaft naar Noorwegen verplaatst), waarbij hij verzuimt te vermelden dat phallussen in middeleeuwse kerkelijke kunst meer voorkomen. Zijn eigenlijke onderwerp blijkt het homosexueel contact tussen verder heterosexuele mannen. Vanggaard springt nogal veel van hakken op takken, maar hij begint op de best bekende (wat zijn onderwerp betreft) plaats en tijd: het oude Griekenland. Hij is goed en soms on-alledaags gedocumenteerd, maar enige opmerkingen zijn wel nodig. Zo blijkt niet uit de ontcijferde B-lineaire kleitabletten uit Chora Triphilies (Pylos?) dat men zich daar inderdaad voorbereidde tegen de binnenvallende Doriërs. Men bewapende en organiseerde de defensie. Doen staten ooit wat anders? Dus een preciese kaart te geven van de route van de Dorische invasie, als hier, is nog voorbarig. De officieel geregelde 'paiderasteia'gold als een Dorische aangelegenheid, voornamelijk van Spartanen en Kretenzers., maar ook de niet Dorische Boeotiërs hadden er later een cultus van, al moet gezegd dat de beschrijvingen soms laat en generaliserend zijn. Want het was nu ook niet zo, dat men in Griekenland de Doriërs zo algemeen bewonderde als Vanggaard beweert. Er was een Dorische mode onder schrijvers in Athene omstreeks 400 v.C., maar daarbij moet men Aristophanes, die waarschijnlijk meer de opinies van  de 'gewone man' vertolkte, wel uitzonderen. Vanggaard noemt wel 'de Wolken', waarin pederastie een verderfelijke nieuwigheid genoemd wordt, maar vermeldt niet de 'vette Lach'grollen die Aristophanes overal aan dit onderwerp wijdt, waaruit wel blijkt dat niet alle Grieken zeer enthousiast waren over de 'Griekse beginselen'. Verder zijn veel van de beschrijvingen uit de tijd dat de Dorische maatschappij al eeuwen lang niet meer bestond.
Belangrijker is dat Vanggaard een andere, wel te veel verwaarloosde bron gebruikt, de middeleeuwse Scandinavische litteratuur. Daar bleek in heidense tijden (en niet alleen toen en daar) een 'actief' homosexueel zeer in aanzien te staan (een soort dubbele man) maar het voorwerp van zijn attenties zeer veracht te worden. een treurig blijk dat voor de dubbele moraal zelfs geen twee sexen nodig zijn! er wordt een terecht, maar wat eenzijdig gedocumenteerd (uit Sir Richard Burton's sensatieverhalen!) hoofdstuk geschreven over phallische agressie, i.e. sex als vijandige handeling. Hiervan is in het dagelijks leven blijk genoeg, denkt  maar aan het woord 'verneuken'. Dan horen we ook nog dat in de litteratuur sexuele relaties tussen gelijkwaardige mannen zeldzaam zijn en meestal slecht aflopen. Men ontkomt niet aan de indruk dat Vanggaard de kronkelpaden van zijn documentaire wat tendentieus bewandelt. Hij komt weer uit bij de man-jongen verhouding, vergeestelijkt-sexueel à la Plato of geheel 'dorisch' sexueel. Die zou opvoedkundige waarde hebben. En mannen en jongens zijn nu eenmaal fundamenteel ongelijkwaardig (vonden de mannen!). wat Vanggaard helemaal niet vermeldt is dat die knapenliefde juist voorkomt in perioden van opgeschroefd militarisme, denk maar aan Sparta en Thebe na Epimaninondas. Als er een soort tijdelijk man-jongen huwelijk wordt ingesteld is dat goed voor het moreel-te-velde, en dat iedereen verder toch normaal is, bevordert de getalssterkte van het leger. Het geheel maakt sterk de indruk van de gewone militaire chantage.
Vanggaard doet denken aan die geïnteresseerden in ethologie, die b.v. in het bekend worden van hiërarchische verhoudingen onder apen een vingerwijzing 'terug naar de natuur' zien. Wat goed is voor de apen is goed voor ons, terwijl uiteraard die apen ons niet kunnen vertellen hoe hun status quo hun bevalt. De Doriërs zijn hier de apen.
De Japanners zouden meer angst-neurosen hebben, sinds ze niet meer in een streng hiërarchische maatschappij leven, horen we. Arme Japanners, maar wie maakte een statistiek van hun angst-neurosen in de Samuraitijd? Het zit allemaal in een wat eng hoekje, al betuigt Vanggaard wel aanhankelijkheid aan de democratie. Hij ziet veel in een sexueel geladen hiërarchie, vooral in het onderwijs.
Er zijn uit dit materiaal heel andere conclusies mogelijk. B.v. de trieste dat al die aardige mensen die denken dat de maatschappij beter wordt van het verdwijnen van sexuele taboes, wel kunnen inpakken als inderdaad in de sex zelf overwicht, onderwerping en agressie al ingebouwd zijn. Waarschijnlijk al zonder Vanggaard's voorzichtige propaganda voltrok zich al iets dat de kranten bereikte. Ja, de oprichting van een vereniging van politiek-rechtse homofielen
(L.Th. Lehmann, in een dagblad, z.j. [vermoedelijk rond 1970]    


terug naar boven